Opb 2:1 Schrijf aan den engel der Gemeente van Efeze: Dit zegt Hij, Die de zeven sterren in Zijn rechter hand houdt, Die in het midden der zeven gouden kandelaren wandelt:
In hoofdstuk 1 werd beschreven wat deze elementen voorstelde.
De zeven sterren: De zeven engelen der zeven gemeenten.
De gouden kandelaren: De zeven gemeenten.
We zien hier Jezus als Koning tussen zijn gemeenten. (Efeze 1:20-23, Kol 1:13)
Hij is de Koning die alles weet van Zijn gemeenten.
De beschrijving die Jezus over zichzelf geeft is interessant in het licht van de boodschap.
Jezus wist alles, Hij wandelde in het midden van de gemeenten. Jezus was met alles bekend.
Opb 2:2 Ik weet uw werken, en uw arbeid, en uw lijdzaamheid, en dat gij de kwaden niet kunt dragen; en dat gij beproefd hebt degenen, die uitgeven, dat zij apostelen zijn, en zij zijn het niet; en hebt ze leugenaars bevonden;
Opb 2:3 En gij hebt verdragen, en hebt geduld; en gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid, en zijt niet moede geworden.
De Gemeente van Efeze had een aantal goede punten:
1. Ik weet uw werken, en uw arbeid en uw lijdzaamheid. (Efeze 2:10)
2. Dat gij de kwaden niet kunt dragen
3. Dat gij beproefd hebt degenen, die uitgeven, dat zij apostelen zijn en hebt ze leugenaars bevonden
4. Gij hebt verdragen, en hebt geduld; en gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid, en zijt niet moede geworden.
Opb 2:4 Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten.
Maar Jezus had ook kritiek op hen:Zij hadden hun eerste liefde verzaakt.
In onze relatie met onze Maker kan er een situatie ontstaan waar wij wel ons werk, onze lijdzaamheid, onze inspanning, onze volharding behouden maar niet de reden waarom. Een relatie met God is een relatie van liefde, dat is de basis.
Nu hadden de Efeziërs al het goede behouden maar niet de liefde en die moesten zij terug vinden.
In de dagen van Israël was dit soms ook het geval. (Amos 5:18-27, 6;1-8, Mattheus 23: 23-24)
In de twee voorgaande gevallen lezen we over een doen van het éne en het nalaten van het andere.Dit is een belangrijk principe in het geloof, het éne mag nooit nagelaten worden om het andere.
Deze eerste liefde is te vergelijken met een liefdesrelatie tussen twee mensen. In het begin als ze elkaar ontmoeten word uit liefde geleefd, later in dezelfde relatie kan het soms zo zijn dat deze eerste liefde weg is. Alle dingen die gedaan worden, het zorgen voor elkaar, word wel gedaan maar soms meer uit plicht dan uit liefde en dit was de fout bij de Efeziërs. Deze liefde moesten zij terughalen.
Opb 2:5 Gedenk dan, waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeer u, en doe de eerste werken; en zo niet, Ik zal u haastelijk bij komen, en zal uw kandelaar van zijn plaats weren, indien gij u niet bekeert.
Aangaande deze aanhaling moesten zij drie dingen doen:
1. Gedenk dan van welke hoogte gij gevallen zijt.
2. Bekeer u.
3. Doe uw eerste werken.
Opb 2:6 Maar dit hebt gij, dat gij de werken der Nikolaieten haat, welke Ik ook haat.
De werken der Nikolaieten. Het is moeilijk om aan te geven wat deze werken waren of wie deze groep was, buiten deze tekst samen met vers 15 en 16 van dit hoofdstuk word er in de Bijbel niet over hen gesproken.
Geschiedenis heeft ook niet genoeg nagelaten om te weten wie zij precies waren.
Opb 2:7 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is.
Degene die naar de woorden van Jezus zou horen zou overwinnen, dus degene die zich herinnerde, bekeerde en de eerste werken deed zou overwinnen en dat was degene die mocht eten van de boom des levens. (Gen. 2:9, Openb. 22:2,14)
De gemeente van Smyrna.
Opb 2:8 En schrijf aan den engel der Gemeente van die van Smyrna: Dit zegt de Eerste en de Laatste, Die dood geweest is, en weder levend is geworden:
Jezus indentificeerd zichzelf hier als “de Eerste en de Laatste, Die dood geweest is, en weder levend is geworden”. Dit is interessant in het licht van de boodschap van de brief. Zij gingen door een hele moeilijke tijd en de tijd zou nog moeilijker worden. De tweede dood zou hen geen schade doen. Jezus had overwonnen, zij konden ook overwinnen.
Opb 2:9 Ik weet uw werken, en verdrukking, en armoede (doch gij zijt rijk), en de lastering dergenen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar zijn een synagoge des satans.
Ook hier vinden wij dat Jezus alles weet, hun werken, hun verdrukking, de armoede en de lastering.
Naar de wereldse maatstaven waren zij arm maar in Gods ogen waren zij rijk. (Mattheus 16:26) Zij moesten veel lastering ontvangen van de Joden in deze stad die een synagoge van Satan was. Zij woonden temidden van een goddeloos bolwerk en toch hadden zij volgehouden.
Opb 2:10 Vrees geen der dingen, die gij lijden zult. Ziet, de duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens.
Zij hadden al veel geleden, maar zij moesten nog meer lijden. (Joh. 16:33, Romeinen 8: 31-39)
Getrouw tot de dood was de sleutel.
De kroon des levens. (2 Tim. 4:6-8)
Opb 2:11 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, zal van den tweeden dood niet beschadigd worden.
Dit is een wederkerend principe in de Bijbel, “wie ore heeft die hore”. De boodschap moet niet alleen gehoort worden, maar moet ook verstaan en gedaan worden. Wie dit zou doen zal niet door de tweede dood beschadigd worden. Deze tweede dood is een heel bekend begrip in het boek van Openbaringen (20:6,14; 21:8) en het is duidelijk waarover gesproken word. De eeuwige dood.
De gemeente van Pergamus.
Opb 2:12 En schrijf aan den engel der Gemeente, die in Pergamus is: Dit zegt Hij, Die het tweesnijdend scherp zwaard heeft:
Een zwaard heeft het teken van strijd. En er moest strijd gevoerd worden in deze gemeente. Zij moesten zich bekeren van de de leringen van Balaam en der Nikolaieten.
Opb 2:13 Ik weet uw werken, en waar gij woont; namelijk daar de troon des satans is, en gij houdt Mijn Naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend, ook in die dagen, in welke Antipas, Mijn getrouwe getuige was, welke gedood is bij ulieden, daar de satan woont.
Jezus was bekend met hun werken, zij hadden vastgehouden aan Zijn naam en ze hadden het geloof niet verloochend zelf niet in de dagen dat Antipas gedood werd. Dat terwijl Pergamus was waar Satan woonde. Het was de stad die centraal stond in de aanbidding van Ceasar. Verder werden in deze stad ook verschillende goden aanbeden. Al deze elementen zorgden ervoor dat deze stad hevig onder Satanische invloeden was. Dus de stad waar Satan woont.
Opb 2:14 Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij aldaar hebt, die de lering van Balaäm houden, die Balak leerde den kinderen Israëls een aanstoot voor te werpen, opdat zij zouden afgodenoffer eten en hoereren.
In Numeri 22-25 vinden wij het verhaal van Balaam. Onder zijn invloed ging pleegde het volk ontucht en offerden offeranden aan vreemde goden en aten daarvan. Sommige in Pergamus hingen deze leer aan.
Opb 2:15 Alzo hebt ook gij, die de lering der Nikolaieten houden; hetwelk Ik haat.
In de gemeente van Efeze werden de werken der Nikolaieten gehaat, hier in de gemeente van Pergamus werd er aan de lering der Nikolaieten vastgehouden. Alle vormen van leringen die niet van God komen moeten wij verwerpen.
Opb 2:16 Bekeer u; en zo niet, Ik zal u haastelijk bij komen, en zal tegen hen krijg voeren met het zwaard Mijns monds.
Deze lering moest verworpen worden, zij moesten zich bekeren van deze leer. Het zwaard staat voor strijd en als zij zichzelf niet zouden bekeren zou God tot hen komen met een zwaard en strijd voeren.
Opb 2:17 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van het manna, dat verborgen is, en Ik zal hem geven een witten keursteen, en op den keursteen een nieuwen naam geschreven, welken niemand kent, dan die hem ontvangt.
Ook hier vinden we weer de boodschap aan de gemeente om te horen, degene die zou overwinnen zou 1) eten van het manna, 2) een witten keursteen gegeven worden met een nieuwe naam.
Manna was onder het Oude verbond (Ex. 16) het eten wat zij van God kregen toen ze in de woestijn waren en er niets te eten was. In Johannes 6: 32-58 Jezus vergelijkte dit brood dat uit de Hemel kwam met zichzelf en zei dat Hij het echte brood uit de Hemel was. En wie daarvan zou eten die zou het eeuwige leven hebben. Dus ook hier weer een manier van spreken over het eeuwige leven en de overvloed daarvan. Een volle gemeenschap met Jezus was het vooruitzicht.
De witte keursteen is waarschijnlijk een traditie uit deze tijd die stond voor een vriendschap en vrede. Wit is de kleur van reinheid.
De gemeente van Thyatire.
Opb 2:18 En schrijf aan den engel der Gemeente te Thyatire: Dit zegt de Zoon van God, Die Zijn ogen heeft als een vlam vuurs, en Zijn voeten zijn blinkend koper gelijk:
Ook hier weer een discriptie van Jezus aangehaald uit hoofdstuk 1. Hij zegt, “die Zijn ogen heeft als een vlam vuurs en Zijn voeten zijn als blinkend koper”. Ogen zijn elementen die alles zien.
Vuur is iets wat zuivert, in de gemeente van Thyatire moest een zuivering plaatsvinden.
Opb 2:19 Ik weet uw werken, en liefde, en dienst, en geloof, en uw lijdzaamheid, en uw werken, en dat de laatste meer zijn dan de eerste.
In de gemeente van Thyatire waren werken, er was liefde, er was geloof er was lijdzaamheid en er waren nog meer werken. Allemaal goed en Goddelijk maar niet compleet want………………
Opb 2:20 Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij de vrouw Jezabel, die zich zelve zegt een profetes te zijn, laat leren, en Mijn dienstknechten verleiden, dat zij hoereren en afgodenoffer eten.
Opb 2:21 En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich zou bekeren van haar hoererij, en zij heeft zich niet bekeerd.
Opb 2:22 Zie, Ik werp haar te bed, en die met haar overspel bedrijven, in grote verdrukking, zo zij zich niet bekeren van hun werken.
Maar de gemeente van Thyatire liet een vrouw leren die de dienstknechten Gods verleidde met hoerering en het eten van het vlees wat aan de afgoden geofferd werd. In de Bijbel word over twee vormen van hoereren gesproken, 1) letterlijk, d.w.z sexuele gemeenschap buiten de echtelijke band
(Mattheus 19), 2) figuurlijk, d.w.z gemeenschap met andere goden. (Romeinen 7:1-6)
Er zou een verdrukking komen voor diegenen die zich niet zouden bekeren van hun werken. Dit betekend dat zij hier actief mee bezig waren.
Opb 2:23 En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de Gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken.
Jezus is een hartenonderzoeker. Hij weet alles en Hij kent allen. (Hebr. 4: 13) Ogen zien alles.
Een iegelijk naar zijn werken.
Opb 2:24 Doch Ik zeg ulieden, en tot de anderen, die te Thyatire zijn, zovelen, als er deze leer niet hebben, en die de diepten des satans niet gekend hebben, gelijk zij zeggen: Ik zal u geen anderen last opleggen;
Degene die deze leringen niet aanhingen werden geen andere lasten opgelegd. Zij waren schoon van het kwaad.
Opb 2:25 Maar hetgeen gij hebt, houdt dat, totdat Ik zal komen.
Maar zij moesten wel bewaren en doorgaan in hetgeen hun geleerd was.
Opb 2:26 En die overwint, en die Mijn werken tot het einde toe bewaart, Ik zal hem macht geven over de heidenen;
In het uiteindelijke oordeel zullen de Christenen de Heidenen veroordelen.
Mattheus 19:28, 1 Korinthe 6:2,3
Opb 2:27 En hij zal ze hoeden met een ijzeren staf; zij zullen als pottenbakkersvaten vermorzeld worden; gelijk ook Ik van Mijn Vader ontvangen heb.
Het einde van hen die God niet kennen.
Opb 2:28 En Ik zal hem de morgenster geven.
Hierdoor wordt geschikt verstaan een groter licht der kennis van Christus, die gelijk de morgenster den dag voorgaat, zo ook hier in onze harten gedurig zal lichten, totdat de zon der volkomen kennis Gods in ons zal schijnen, als God zal zijn alles in allen, 1 Cor. 15:28. Zie ook 2 Petr. 1:19, en Openb. 22:16; waar Christus en Zijn kennis met de morgenster wordt vergeleken.
Opb 2:29 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt.
Wie het hore die hore.