Als we het 12de hoofdstuk gaan bespreken gaan we spreken over de “uitingen van de Geest” in de (vroege) gemeente.
Hoofdstuk 12 is een deel van een groter geheel. Hoofdstuk 12, 13 en 14 horen bij elkaar als het gaat over deze “uitingen van de Geest”.
Het is belangrijk om deze drie hoofdstukken af en toe eens in zijn geheel door te lezen terwijl we deze drie hoofdstukken gaan bespreken.
Het is mogelijk dat de gemeente van Korinthe Paulus had gevraagd om uitleg aangaande “de uitingen van de Geest”. (1 Kor. 7: 1)
1 Ten aanzien van de uitingen des geestes, broeders, wil ik u niet onkundig laten.
2 Gij weet, dat gij, toen gij nog heidenen waart, u blindelings naar de stomme afgoden liet heendrijven.
3 Daarom maak ik u bekend, dat niemand, door de Geest Gods sprekende, zegt: Vervloekt is Jezus; en dat niemand kan zeggen: Jezus is Here, dan door de Heilige Geest.
Ten aanzien van de uitingen des geestes, broeders, wil ik u niet onkundig laten.
In deze woorden zien we dat Paulus in dit hoofdstuk een heel nieuw thema gaat aansnijden. Het thema van “de uitingen van de Geest”.
Het woord “uitingen” komt van het Griekse woord “pneumatikos” en dit woord betekent “geestelijk, betrekking hebbende op de Geest”.
Paulus wil hen hier niet onkundig over laten. Het woord “onkundig” komt van het Griekse woord “agnoeo” en dit woord betekent “onwetend zijn, niet weten, niet kennen of niet begrijpen”.
Nee, Paulus wilde de gemeente niet onwetend laten, hij wilde hen volledig kenbaar maken aangaande de uitingen van de Geest.
Dit laat ons zien dat, als wij deze hoofdstukken goed gaan lezen dat wij ook die inzichten kunnen krijgen aangaande de uitingen van de Geest.
Gij weet, dat gij, toen gij nog heidenen waart, u blindelings naar de stomme afgoden liet heendrijven.
Het woord “stomme” is een wat verleidend woord om dit vers goed te begrijpen.
Het woord “stomme” komt van het Griekse woord “aphonos”, en dit woord betekent “sprakeloos, zonder de mogelijkheid om te spreken”.
(De Naardense vertaling spreekt hier over “stemloze godenbeelden”. En dat is een betere vertaling dan “stomme”.)
En deze woorden “stemloze godenbeelden” laat gelijk het verband zien.
Waarom? De Geest van God was geen “stemloze Geest”. Nee, Gods Geest heeft uitingen.
Gods Geest spreekt! En Gods Geest heeft duidelijk gesproken.
Wat schrijft de Psalmschrijver over “goden”?
Psalm 115:
4 Hun afgoden zijn zilver en goud, het werk van mensenhanden;
5 Zij hebben een mond, maar spreken niet, zij hebben ogen, maar zien niet,
6 Zij hebben oren, maar horen niet, zij hebben een neus, maar ruiken niet,
7 Hun handen maar zij tasten niet, hun voeten maar zij gaan niet, zij geven geen geluid met hun keel.
8 Wie hen maakten, zullen worden als zij, ieder die op hen vertrouwt.
9 Israel, vertrouw op de Here, Hij is hun hulp en hun schild;
Afgoden en hun beelden hebben geen mond en spreken niet.
Gods Geest spreekt!
Ja, de gelovigen in Korinthe, voordat ze gelovig waren geworden, hadden zich laten meeslepen door “de stemloze” afgoden.
Nu, in het geloof, zouden ze geleid worden door de Geest van God. Deze Geest was levend. Deze Geest sprak en heeft gesproken.
En zo wordt door Paulus het thema van “de uitingen van de Geest” geïntroduceerd.
In het volgende vers gaat Paulus twee zaken ter sprake brengen die een direct gevolg zijn van deze waarheid van dit vers 2.
Daarom maak ik u bekend, dat niemand, door de Geest Gods sprekende, zegt: Vervloekt is Jezus; en dat niemand kan zeggen: Jezus is Here, dan door de Heilige Geest.
We weten niet precies de volledige achtergrond achter deze woorden en waarom Paulus deze woorden aanhaalt. Maar één ding is duidelijk. Als iemand door de Geest van God spreekt dan kan niemand zeggen “vervloekt is Jezus”. Dit is onmogelijk.
En daaraan gekoppeld, als er iemand is die zegt “Jezus is Here”, dan kan dat alleen maar door de Heilige Geest.
We merken dan op dat Paulus het hier, in 1 Korinthe 12, heeft over “gedreven spreken” of “geïnspireerd spreken”. Zoals dit vers aangeeft, “dat niemand, door de Geest Gods sprekende”. Ja, het ging hier over hen die “door de Geest van God sprekend” spraken. In zo’n situatie zal inderdaad alleen de Heilige Geest een mens tot zulke uitspraken bewegen.
Als we dit vergelijken met Matteus 7: 21- 23
21 Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is
22 Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan?
23 En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.
Wat zien we hier?
Ja, iemand kan Here, Here zeggen, maar dat betekent niet dat iemand vanuit de Geest spreekt. Dit laat zien dat er in 1 Korinthe 12 gesproken wordt over iemand die “geïnspireerd spreekt”.
Weer legt Paulus in deze woorden nadruk op het feit dat de Geest uitingen heeft en dat dit zuivere uitingen zijn. En dat is het thema hier. Gods Geest spreekt!
In de eerste drie verzen van dit hoofdstuk heeft Paulus aangegeven dat hij de gemeente van Korinthe niet onwetend wilde laten aangaande “de uitingen van de Geest”.
Als we dan zo verder gaan in deze hoofdstukken 12 tot 14 dan krijgen we alle inzichten die nodig zijn aangaande het begrijpen van deze zaken.
En dit zijn belangrijke zaken!
(Er wordt vandaag de dag veel gesproken over profetie, er wordt gesproken over het in tongen kunnen spreken en andere gerelateerde zaken. We gaan, door middel van deze drie hoofdstukken, in ieder geval een aantal vragen heel duidelijk kunnen beantwoorden.)
Ook maakte Paulus bekend dat Gods Geest geen stemloze Geest was, maar een sprekende Geest.
En dat heeft deze Geest gedaan, de Geest is gaan spreken door de apostelen, de profeten en anderen en heeft zo “de gehele waarheid” bekend gemaakt. (Johannes 16: 13)
En zo mocht Judas later spreken over “Geliefden, daar ik mij in alle opzichten beijver u te schrijven over ons gemeenschappelijk heil, zie ik mij genoodzaakt het te doen met de vermaning tot het uiterste te strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is.
En ja, zo is er een tijd gekomen dat de Geest, de gehele waarheid van God bekend heeft gemaakt. Het werd overgeleverd. En daar moesten de vroege Christenen voor strijden en wij strijden er nu voor.
En nu, verder over “de uitingen van de Geest”.
4 Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest;
5 en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here;
6 en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt.
Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest;
Als Paulus dan verder gaat spreken over de “uitingen van de Geest” dan spreekt Paulus over het feit dat er “verscheidenheid in genadegaven zijn”, maar dit alles wordt geleid door dezelfde Geest.
(Deze gaven zullen in vers 8- 10 specifiek besproken worden)
Het woord “genadegaven” komt van het Griekse woord “charisma”. Dit woord betekent “een gunst die iemand ontvangt buiten eigen verdienste om”.
En zo waren er in de gemeente van Korinthe “een verscheidenheid” van gaven die als een gunst waren gegeven door de Geest. De Geest van God. Een sprekende Geest!
En deze Geest heeft gesproken en krachtig gewerkt!
Dit laat zien dat er verschillende gaven werkten in de vroege gemeente, maar al deze gaven werden bewerkt door dezelfde Geest.
Er is maar één Geest. (Efeze 4: 4- 6)
En er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here.
Deze woorden laten zien dat er verschillende bedieningen waren in de vroege gemeente, maar dat alles werd bewerkt door “dezelfde Here”. Ja, er is een “verscheidenheid aan bedieningen” maar dit alles door één en dezelfde Here. (Efeze 4: 7- 12)
Het woord “bedieningen” komt van het Griekse woord “diakonia” en dit woord betekent “dienstverlening, in het bijzonder van hen die de bevelen van een ander uitvoeren”.
En ja, daar zien we gelijk de connectie met de titel “Here”.
Want dit woord “Here” komt van het Griekse woord “kurios” en dat betekent “hij die meester of bezitter is van iemand”.
Wat zien we dan in deze passage? Ondanks dat er verschillende gelovigen waren die verschillende “dienstverleningen” uitvoerden in de vroege gemeente werden al deze dienstverleningen gegeven en geleid door één Heer, de enige machthebber.
En we weten dat deze machthebber Jezus is. (Matt. 28: 18- 20; Efeze 1: 20- 23)
En er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt.
Het woord “werkingen” komt van het Griekse woord “energema” en dit woord betekent “iets dat gemaakt is”.
Ja, “de uitingen van de Geest” gemaakt door God, de God die alles in allen werkt.
Als we dan zo naar de voorgaande verzen kijken zien we hoe er sprake is van “de Geest”, van de “Here Jezus Christus” en van “God de Vader”.
Samen werken zij als een eenheid door in “de uitingen van de Geest”.
Als we de laatste drie verzen goed bekijken zien we het volgende.
A. In vers 4 zien we de nadruk op de uitingen van de Geest dat deze een gave zijn die allemaal komen door de Heilige Geest.
B. In vers 5 zien we de nadruk liggen op hoe deze uitingen van de Geest een bediening genoemd wordt uitgevoerd in dienstbaarheid voor/van dezelfde Here.
C. In vers 6 zien we de nadruk van hoe deze uitingen werkingen van God zijn.
Al deze dingen laten zien dat “de uitingen van de Geest” een groot werk van “de enige ware sprekende God” was. In dit grote werk zien we de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, krachtig aan het werk.
Is dit niet prachtig!
Ja, de gemeente kreeg door “de uitingen van de Geest” het volmaakte werk van God op aarde.
Hoe groot, machtig en liefdevol is onze Vader?
Hij heeft voor alles gezorgd! Het nieuwe Testament is volledig tot stand gekomen door het eigen werk van Gods Geest, Zijn eniggeboren Zoon en Zichzelf.
Wat schrijft Hebreeën?
Hebreeën 2:
1 Daarom moeten wij te meer aandacht schenken aan hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven.
2 Want indien het woord, door bemiddeling van engelen gesproken, van kracht is gebleken, en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtmatige vergelding heeft ontvangen,
3 hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Here, en door hen, die het gehoord hebben, op betrouwbare wijze ons is overgeleverd,
4 terwijl ook God getuigenis daaraan geeft door tekenen en wonderen en velerlei krachten en door de Heilige Geest toe te delen naar zijn wil.
Ja, de sprekende Geest is toegedeeld naar Zijn wil. En wat heeft de vroege gemeente gekregen? De volle waarheid! Wat hebben wij gekregen? De volle waarheid!
In de laatste verzen, vers 4- 6, hebben we gezien hoe God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest als een volmaakte eenheid samen werken.
De verscheidenheid in genadegaven werden bewerkt door één Geest, de bedieningen werden bewerkt door één Here en de werkingen kwamen door één God.
Dit laat ons zien dat wat “de uitingen van de Geest” aangaat de gemeente een volmaakt werk gegeven is. Dit werk was een werk van de Vader, de Zoon en van de Heilige Geest.
Zij zijn een drie-eenheid en werken altijd als een drie-eenheid.
En weer moeten we een belangrijke observatie maken. Ten tijde dat dit boek van Korinthe werd geschreven was er geen geschreven nieuwe Testament. Dit was nog in wording.
In deze tijd moest “de gehele waarheid” nog bekend gemaakt worden. (Joh. 16: 13)
En de Geest was aan het werk, in de vroege gemeente, om deze waarheid door apostelen, profeten en anderen bekend te maken.
En zoals we eerder hebben geschreven, deze waarheid is bekend gemaakt, opgeschreven, en zo hebben wij het nieuwe Testament. (Judas 3)
Dit nieuwe Testament is totaal tot stand gekomen door de Geest.
7 Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen.
8 Want aan de een wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en aan de ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest;
9 aan de een geloof door dezelfde Geest en aan de ander gaven van genezingen door die ene Geest;
10 aan de een werking van krachten, aan de ander profetie; aan de een het onderscheiden van geesten, en aan de ander allerlei tongen, en aan weer een ander vertolking van tongen.
Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen.
Paulus spreekt, welke openbaring iemand ook maar krijgt van de Geest, te allen tijde is dit in de eerste plaats tot het welzijn van allen.
Dit was belangrijk. Dit hoorde voorop te staan. Het hebben van een gave was niet om met trotsheid te paraderen, of anderen te onderschatten. Nee, de openbaringen van de Geest werden gegeven voor het welzijn van allen.
In deze woorden zien we twee belangrijke waarheden, 1) de openbaringen die de Geest gaf werden individueel gegeven, maar 2) ze waren ten allen tijde voor het welzijn van allen.
1 Korinthe 14:
26 Hoe staat het dan, broeders? Telkens als gij samenkomt, heeft ieder iets: een psalm of een lering of een openbaring of een tong of een uitlegging; dat alles moet tot stichting geschieden.
Ja, welke gave ook maar gebruikt werd, alles moest gebeuren “tot stichting”.
Het woord vertaald stichting komt van het Griekse woord “oikodome” en dit woord betekent “bouw of opbouw”.
Ja, welke gave iemand maar had, alles behoorde te gebeuren tot opbouw van de gemeente.
Dit zijn belangrijke woorden om bij stil te staan als we spreken over de uitingen van de Geest in de vroege gemeente.
Want aan de een wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken.
Ja, en zo waren er verschillende gaven in de gemeente.
De eerste gave die hier genoemd word is “om door de Geest met wijsheid te spreken”.
Zo zien we dat er verschillende gelovigen waren in de gemeente van Korinthe die met “een van de Geest ingegeven wijsheid” konden spreken.
In Handelingen en 1 Korinthe zien we ook voorbeelden van een “hogere wijsheid”.
(Handl. 6: 3, 10; 1 Kor. 2: 6, 7, 13)
En aan de ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest.
Sommigen in de vroege gemeente hadden de gave “om met kennis te spreken”, en dit krachtens dezelfde Geest. (1 Kor. 14: 6)
Wat ook weer gelijk opvalt in deze tekst zijn de woorden “krachtens dezelfde Geest”.
Dit is een belangrijk principe. Een principe dat door deze hele tekst gaat.
Alles was gegeven door één Geest, de Geest van God, en alles wat tot stichting of opbouw van de gemeente.
Aan de één geloof door dezelfde Geest.
Als we precies lezen dan zien we dat deze gave van “geloof” niet aan een ieder gegeven was. Nee, het was aan sommigen gegeven.
Met de gave van “geloof” is wordt daarom niet “het geloof” bedoeld waardoor iemand behouden wordt. Dat geloof hebben al degene die wederom geboren zijn.
Nee, dit “geloof” was alleen maar aan sommigen gegeven.
Het is moeilijk te bepalen wat dit geloof precies inhield, omdat er op andere plaatsen ook verder niet over gesproken wordt.
Er kan een mogelijk verband zijn met 1 Kor 13: 1, 2
En aan de ander gaven van genezingen door die ene Geest.
Sommigen waren de gave “van genezingen” gegeven door die “ene Geest”.
Ja, als we naar het leven van de vroege gemeente kijken zien we verschillende genezingen.
(Handl. 3: 1- 10; Handl. 4: 22)
We zien ook de belofte van Markus 16:
17 Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuw tongen zullen zij spreken,
18 slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden.
Aan de één werking van krachten.
Het woord krachten komt van het Griekse woord “dunamis” en dit woord betekent “sterkte of macht”. Interessant is dat dit woord gerelateerd is aan het woord dynamiet. En ja, we weten wat dynamiet kan doen!
Ja, Paulus spreekt de gemeente van Korinthe aan en laat zien dat er gelovigen waren die krachten bezaten, die buiten normale menselijke proporties gingen.
We denken dan ook aan het uitdrijven van boze geesten, Handl. 13: 4- 12, of zelfs iemand opwekken uit de doden.
Paulus deed zelf ook grote krachten. (2 Kor. 12: 12; Handl. 19: 11, 12; Handl. 20: 10; Handl: 28: 8, 9)
Aan de ander profetie.
Profetie was enerzijds een gave om toekomstige zaken te voorspellen, (Handl. 11: 27- 30) maar anderzijds was het ook een bekendmaken van waarheid. (Efeze 2: 18- 22)
Vergelijk: Handl. 2: 1- 21; Handl. 19: 1- 6; Handl. 21: 9
Wat ook heel belangrijk is om te noemen, profetie was een gave die speciaal voor gelovigen was.
1 Korinthe 14:
22 Derhalve zijn de tongen een teken niet voor hen, die geloven, maar voor de ongelovigen; de profetie echter is niet voor de ongelovigen, maar voor hen, die geloven.
Dit is een belangrijk gegeven, we zullen daar in hoofdstuk 14 verder op ingaan.
Aan de één het onderscheiden van geesten.
Deze gave staat in directe relatie tot de gave van profetie.
Omdat profetie altijd beproefd, getest, behoorde te worden, waren er gelovigen die de gave van het onderscheiden hadden gekregen.
1 Korinthe 14:
29 Wat de profeten betreft, twee of drie mogen het woord voeren, en de anderen moeten het beoordelen.
En aan de ander allerlei tongen.
Als we in het nieuwe Testament goed gaan kijken gaan we zien dat het “in tongen” spreken, het spreken van een taal was die iemand niet kende.
Handelingen 2:
1 En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen.
2 En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren;
3 en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen;
4 en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken.
5 Nu waren er Joden te Jeruzalem woonachtig, vrome mannen uit alle volken onder de hemel;
6 en toen dit geluid gekomen was, liep de menigte te hoop en verbaasde zich, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken.
7 En buiten zichzelf van verwondering zeiden zij: Zie, zijn niet al dezen, die daar spreken, Galileeers?
8 En hoe horen wij hen dan een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn?
9 Parten, Meden, Elamieten, inwoners van Mesopotamie, Judea en Kapadocie, Pontus en Asia,
10 Frygie en Pamfylie, Egypte en de streken van Libie bij Cyrene, en hier verblijvende Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten,
11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken.
Wat ook belangrijk is, het spreken in tongen, was een gave die specifiek bedoeld was voor ongelovigen.
1 Korinthe 14:
22 Derhalve zijn de tongen een teken niet voor hen, die geloven, maar voor de ongelovigen; de profetie echter is niet voor de ongelovigen, maar voor hen, die geloven.
Wat we ook zien is dat in de vroege gemeente, het spreken in tongen een gave was die volledig onder controle moest gehouden worden en kon gehouden worden.
1 Korinthe 14:
27 Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat een uitleg geven.
28 Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken.
Vanuit deze woorden zien we dat als er in tongen gesproken werd in de vroege gemeente dat het er ten hoogste drie mochten zijn, en dit moest wel een ieder op zijn beurt.
Daaraan gekoppeld, als er geen uitlegger was, dan moest men zwijgen in de gemeente.
En aan weer een ander vertolking van tongen.
1 Korinthe 14:
27 Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat een uitleg geven.
28 Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken.
Ja, het spreken in tongen ging gepaard met uitleggers.
De tongen konden volledig en compleet uitgelegd worden.
Dit is een belangrijk gegeven aangaande het spreken in tongen. We zullen daar later, als we in hoofdstuk 14 zijn, dieper op ingaan.
Wat heel belangrijk is op dit punt, als we spreken over de gaven van de Geest, dan zien we dat deze altijd werden gegeven door handoplegging van een apostel. (Handl. 8: 9- 25; Handl. 19: 1- 6)
Twee keer werden de gaven van de Geest gegeven door God zelf. (Handl. 2 en Handl. 10)
In beide gevallen zien we dat het een bijzondere uitstorting van de Heilige Geest was.
In Handelingen 2 zien we het Joodse volk de gave van de Geest ontvangen en in Handelingen 10 zien we hoe de Heidenen de gave van de Geest ontvangen.
Dit als de vervulling van Joel 2: 28- 32.
Er is zelfs nog een derde mogelijkheid waar God direct de werking van de Geest geeft en dat is de persoon van Paulus. (Handl.9)
Dit is niet helemaal duidelijk.
Zo wordt twee of drie keer de gaven van de Geest gegeven door God zelf. Maar we zien dat dit unieke situaties waren.
Daarna werden de uitingen van de Geest altijd gegeven door handoplegging der apostelen.
En dit is een zeer belangrijk gegeven.
Dit laat zien dat toen de laatste apostel overleden is deze gaven niet verder konden worden doorgegeven.
Dit staat in relatie tot het feit dat deze gaven een gave was voor de vroege gemeente, in een tijd dat het nieuwe Testament nog geopenbaard moest worden.
-----------------------------------------------------------------------------------------
In vers 7 tot vers 10 hebben we negen specifieke genadegaven overdacht.
Van deze negen gaven hebben we gezien hoe de apostel nadruk legt op het principe dat 1) al deze gaven werden bewerkt door dezelfde Geest en 2) alle gaven waren tot welzijn van alle gelovigen in de gemeente.
We hebben ook gezien hoe al deze gaven ten diepste een werk zijn van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. (Vers 4- 6)
Ja, in alles wat God doet werkt de Vader, de Zoon en de Geest samen. Het is een volmaakte eenheid.
Voordat we verder gaan zou ik een ieder willen aanmoedigen om twee hoofdstukken in Ezechiël te lezen, te weten hoofdstuk 36 en 37. Specifiek hoofdstuk 36: 24- 32, en hoofdstuk 37: 11- 14.
(Van belang is ook om in Ezechiel 37 vers 21- 28 goed te lezen. Daar zien we de relatie van twee die “een” geworden zijn “in David”. De twee, Jood en Heiden. David, de Christus, de vorst tot in eeuwigheid.)
11 Doch dit alles werkt een en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil.
12 Want gelijk het lichaam een is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, een lichaam vormen, zo ook Christus;
13 want door een Geest zijn wij allen tot een lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met een Geest gedrenkt.
Doch dit alles werkt een en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil.
Elke keer weer opnieuw probeert de apostel Paulus de gemeente van Korinthe een zeer belangrijke waarheid door te geven. Al de genadegaven worden bewerkt door één en dezelfde Geest. En wat doet deze Geest? Deze geest die “deelt” gelijk Hij wil.
En dit is een belangrijk gegeven voor een aantal redenen.
A. Er is maar één Geest. Dit is een duidelijke Bijbelse waarheid.
B. Het feit dat deze Geest uitdeelt laat zien dat Gods Geest “een persoonlijke Geest is”, of persoonlijkheid bezit. (Handl. 5: 3; Efeze 4: 30)
C. Het feit dat de Geest gaven gaf, gaf niemand het recht om beter over zichzelf te denken.
D. Al deze gaven werden gegeven omwille het welzijn en stichting van de gemeente.
Want gelijk het lichaam een is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, een lichaam vormen, zo ook Christus;
In dit vers gaat Paulus de gemeente vergelijken met een menselijk lichaam.
Hoe is het lichaam van een mens opgebouwd? Dat is opgebouwd uit vele leden.
En zo kan het ene deel niet zonder het andere deel.
Alle delen hebben elkaar nodig.
Zo ook het lichaam van Christus. Het lichaam van Christus heeft ook vele leden.
Het ene deel kan niet zonder het andere deel.
Alle delen hebben elkaar nodig.
Twee principes die constant in deze context zien zijn, “vele leden” en “één lichaam”.
Dit is een zeer belangrijk principe als we over de gemeente spreken.
De gemeente heeft vele leden, maar is ten allen tijde functionerend als één lichaam.
Romeinen 12:
4 Want, gelijk wij in een lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde werkzaamheden hebben,
5 zo zijn wij, hoewel velen, een lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander.
6 Wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de genade, die ons gegeven is:
7 profetie, naar gelang van ons geloof; wie dient, in het dienen; wie onderwijst, in het onderwijzen;
8 wie vermaant, in het vermanen; wie mededeelt, in eenvoud; wie leiding geeft in ijver; wie barmhartigheid bewijst, in blijmoedigheid.
Dit is Gods gemeente. Verschillende gaven, verschillende functies, maar altijd functionerend als één lichaam.
Want door een Geest zijn wij allen tot een lichaam gedoopt.
Hier zien we een hele belangrijke waarheid. Hoe zijn de Korinthiers in het lichaam van Jezus gekomen? Zij zijn daar gekomen door de doop.
Dit laat zien dat de doop essentieel is om in het lichaam van Jezus te komen en te zijn.
Titus 3:
4 Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland (en) God verscheen,
5 heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige Geest,
6 die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland,
7 opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens.
Als we goed naar bovenstaande verzen kijken zien we hoe in de wedergeboorte er sprake is van “een bad van wedergeboorte” en van “een vernieuwing door de Heilige Geest”.
In deze woorden zien we hoe “de waterdoop” van het nieuwe Testament en “de vernieuwing door de Geest” onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn.
We zien dit ook in Johannes 3:
3 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien.
4 Nikodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, als hij oud is? Kan hij dan voor de tweede maal in de moederschoot ingaan en geboren worden
5 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan.
Als we spreken over de wedergeboorte dan is het essentieel dat daar “water” en “Geest” bij te pas komen.
Waar heeft dit mee te maken? Dit heeft te maken met Johannes 1 en Johannes 6:
Johannes 1:
12 Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven;
13 die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn.
Johannes 6:
63 De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven.
Alleen Gods Geest kan levend maken. (Ezechiel 36, 37, Romeinen 6: 3- 14; Koll. 2: 11- 12)
En zo is het de Geest van God die levend maakt. Hij is de enige die levend kan maken.
Ja, het is alleen God die zonde kan vergeven en die kan toevoegen aan de gemeente. (Handl. 2: 37- 47)
Hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met een Geest gedrenkt.
Ja, als het gaat over “de doop”, als het gaat over het “drenken in de Geest” als het gaat over het lichaam van Jezus en als het gaat over de gemeente van Christus dan is er geen onderscheid bij God. Jood, Griek, slaaf, vrij, allen zijn met “één Geest gedrenkt”.
Het woord “drenken” komt van het Griekse woord “potizo” en dit woord betekent “te drinken geven” of “drank aanreiken”.
Dit laat zien hoe de Geest in ons “te drinken geeft”.
Johannes 7:
38 Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.
39 Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.
Ja, voor hen die in “het geloof” zouden komen, die zouden de Geest worden gegeven, en deze Geest zou de gelovigen “te drinken geven”. (Handl. 2: 38; 5: 32)
We zien de relatie van geloof, doop, Heilige Geest, Jood en Heiden, slaaf of vrije, mannelijk en vrouwelijk ook in Galaten 3:
26 Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus.
27 Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed.
28 Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers een in Christus Jezus.
29 Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.
Ja, wedergeboorte komt tot stand door de doop, bewerkt door geloof en bekering, in de doop sterft een gelovige met Christus en wordt de gelovige bekleed met Christus en wordt zo een erfgename van de belofte die gegeven is aan Abraham. (Gen. 12: 3)
------------------------------------------------------------------------------------------
In de voorgaande verzen, vers 11- 13, hebben we gezien hoe er een sterke nadruk is gegeven op het feit dat de Heilige Geest een centrale en cruciale rol heeft gespeeld in de wedergeboorte. En dat het door de Geest is dat mensen tot “één lichaam“ zijn gedoopt en gedrenkt. Ja, de Heilige Geest heeft gelovigen in “één lichaam” gebracht.
Daarnaast hebben we gezien dat er vanaf vers 1 tot 10 een constante nadruk is gelegd op het principe dat de Heilige Geest gaven heeft toebedeeld zoals de Geest dat wilde. Daaraan gekoppeld waren deze gaven altijd voor het welzijn en de stichting van de gemeente.
Ja, gaven werden gegeven met één doel, de stichting en het welzijn van de gemeente.
De gemeente van Christus.
14 Want het lichaam bestaat toch ook niet uit een lid, maar uit vele leden.
15 Indien de voet zeggen zou: omdat ik niet de hand ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort hij daarom niet tot het lichaam?
16 En indien het oor zeggen zou: omdat ik niet het oog ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort het daarom niet tot het lichaam?
17 Als het lichaam geheel en al oog was, waar bleef het gehoor? Als het geheel en al gehoor was, waar bleef de reuk?
18 Nu heeft God echter de leden, elk in het bijzonder, hun plaats in het lichaam aangewezen, zoals Hij heeft gewild.
Want het lichaam bestaat toch ook niet uit een lid, maar uit vele leden.
En zo komt Paulus weer terug bij het beeld van het menselijke lichaam.
Het menselijke lichaam bestaat ook niet uit “één lid”, nee het bestaat uit “vele leden”.
En zo ook de gemeente, er zijn vele leden, maar er is maar één lichaam.
In de gemeente zijn vele gaven en bedieningen nodig om het gehele lichaam goed te laten functioneren. (Rom. 12: Efeze 4: 1- 16)
Indien de voet zeggen zou: omdat ik niet de hand ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort hij daarom niet tot het lichaam?
Als de voet zou zeggen, ik ben geen hand dus daarom behoor ik niet tot het lichaam, dan zou dat een complete onwaarheid zijn.
Beide, de voet en de hand, behoren tot het lichaam. Beide hebben dezelfde waarde, beide kunnen ze niet zonder elkaar. Beiden zijn essentieel!
En indien het oor zeggen zou: omdat ik niet het oog ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort het daarom niet tot het lichaam?
Als het oor zou zeggen, ik ben geen oog dus daarom behoor ik niet tot het lichaam, dan zou dat een complete onwaarheid zijn.
Beide, het oor en het oog, behoren tot het lichaam. Beide hebben dezelfde waarde, beide kunnen ze niet zonder elkaar. Beiden zijn essentieel!
Als het lichaam geheel en al oog was, waar bleef het gehoor? Als het geheel en al gehoor was, waar bleef de reuk?
Ja, en als het lichaam alleen maar een oog zou zijn, waar zou dan het gehoor blijven?
Nee, dat werkt niet.
Het lichaam is niet alleen een oog. Het lichaam is een oog, maar nog veel meer leden.
Wat kan het oog alleen doen? Helemaal niets.
En als het lichaam alleen maar een oor, gehoor, zou zijn, waar zou dan de reuk blijven?
Nee, dat werkt niet.
Het lichaam is niet alleen een oor. Het lichaam is een oor, maar ook een neus, reuk, en dan nog veel meer leden.
Wat kan het oor alleen doen? Helemaal niets.
In het lichaam van Christus is er een eenheid. Een ieder heeft wel een eigen taak, maar alle delen samen maken het gehele lichaam.
Nu heeft God echter de leden, elk in het bijzonder, hun plaats in het lichaam aangewezen, zoals Hij heeft gewild.
Wat in deze tekst gelijk opvalt, we spreken nog steeds over de gaven van de Geest, we spreken nog steeds over het lichaam, we spreken nog steeds over individuele leden en we spreken nog steeds over “één lichaam”, maar nu zien we dat “God” echter de leden, elk in het bijzonder een plaats in het lichaam heeft aangewezen, zoals Hij het heeft gewild.
Dit laat zien dat de Vader, de Zoon en de Heilige Geest een volledig samenwerkende Godheid zijn. En ja, zoals de Vader, de Zoon en de Heilige Geest één zijn, zo hoort de gemeente één te zijn.
En dat is nu een belangrijk gegeven in deze tekst.
De Heilige Geest heeft gaven uitgedeeld, maar al deze gaven zijn voor de stichting en het welzijn van de gemeente.
De Heilige Geest heeft bepaald wie welke gave heeft gekregen, dit laat een belangrijke waarheid zien.
Romeinen 12:
3 Want krachtens de genade, die mij geschonken is, zeg ik een ieder onder u: koestert geen gedachten, hoger dan u voegen, maar gedachten tot bedachtzaamheid, naar de mate van het geloof, dat God elkeen in het bijzonder heeft toebedeeld.
4 Want, gelijk wij in een lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde werkzaamheden hebben,
5 zo zijn wij, hoewel velen, een lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander.
6 Wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de genade, die ons gegeven is:
7 profetie, naar gelang van ons geloof; wie dient, in het dienen; wie onderwijst, in het onderwijzen;
8 wie vermaant, in het vermanen; wie mededeelt, in eenvoud; wie leiding geeft in ijver; wie barmhartigheid bewijst, in blijmoedigheid.
In de eerste plaats, God heeft alle leden een hele specifieke plaats gegeven.
Zou iedereen een leraar moeten zijn?
Zou iedereen moeten leiden?
Zou een ieder moeten bemoedigen?
Zou een ieder vertroosten?
Nee, niet alle leden kunnen dezelfde functie hebben.
In het menselijke lichaam is elk deel uniek, zo ook in de gemeente van God, elk deel is uniek en heeft een unieke plaats.
In de tweede plaats, niemand moet gedachten koesteren anders dan die passen bij de gave die hem of haar door God is gegeven.
God geeft gaven aan elke gelovige, en een ieder behoort bescheiden met deze gave om te gaan.
Omarm je gave en dien de gemeente!!
En ja, deze passage spreekt over het delen en dienen in de gemeente maar we zien ook dat wij onze gaven mogen omarmen om het gezin te dienen, we mogen onze gaven omarmen en de maatschappij dienen. Ten diepste, overal, omarm je gave en stel je dienstbaar op!!
--------------------------------------------------------------------------------
In het voorgaande, vers 1- 18, is er een constante nadruk geweest op drie principes, 1) Het is de Heilige Geest die gaven heeft uitgedeeld zoals Hij het wilde, 2) deze gaven waren voor de stichting en het welzijn van de gemeente en, 3) de Geest heeft alle gelovigen tot één lichaam gedoopt en gedrenkt.
Ja, er is maar één lichaam. En in dit lichaam behoort alles te gebeuren tot stichting en welzijn van het geheel. De ene gave is niet belangrijker dan een andere gave. Alle gaven zijn net zo belangrijk. Niemand in de gemeente kan paraderen dat een bepaalde gave belangrijker zou zijn dan een andere.
En zo heeft Paulus, als hij de gemeente van Christus bespreekt, het menselijke lichaam gebruikt als een illustratie om dit principe verder te bespreken. Wat kan één lid van het menselijke lichaam doen zonder het andere lid?
Nee, zoals een gezond functionerend menselijk lichaam een samenwerking is van alle leden, zo is ook de gemeente een samenwerking van alle leden.
En daar gaat Paulus nu nog op verder.
19 Indien zij alle een lid vormden, waar bleef het lichaam?
20 Maar nu zijn er wel vele leden, doch slechts een lichaam.
21 En het oog kan niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig, of ook het hoofd tot de voeten: ik heb u niet nodig.
22 Ja, veeleer zijn die leden van het lichaam, welke het zwakst schijnen, noodzakelijk,
23 en juist die delen van het lichaam, welke wij minder in ere houden, bekleden wij meer eervol, en onze minder edele leden worden met groter eer behandeld,
24 doch onze edele leden hebben dat niet nodig. God heeft evenwel het lichaam zo samengesteld, dat Hij meer eer gaf aan hetgeen misdeeld was,
25 opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden gelijkelijk voor elkander zouden zorgen.
Indien zij alle een lid vormden, waar bleef het lichaam?
Ja, een lichaam is bij definitie een orgaan met vele leden, dus nee, alle leden zijn niet één lid.
Als een lichaam uit één lid zou bestaan, waar zou dan het lichaam zijn?
Nee, dat kan niet. Daarom is er sprake van “vele leden” en van “één lichaam”.
Als we dit toepassen op de gemeente. Stel dat er alleen maar iemand was in de gemeente die profeteerde, kon dat voldoende zijn? Nee.
Spreken in tongen was nodig, het interpreteren van tongen was nodig, bemoediging was nodig, leiderschap was nodig, mededeelzaamheid was nodig, vertroosting was nodig, delen was nodig, om er maar een aantal te noemen.
En zo mag het welzijn van een individu nooit boven het belang van de gemeente staan.
De leden van de gemeente, het lichaam, dienen niet zichzelf maar ze dienen elkaar.
En samen worden zij een heilige tempel voor de Here.
Ja, alle gaven waren nodig en essentieel om de gemeente te stichten.
(Laten we opnieuw in ogenschouw nemen dat de vroege gemeente specifieke gaven nodig had om de gemeente te stichten. In die zin dat de vroege gemeente geen Nieuw Testament tot hun beschikking had. Dit moest nog samen komen, en dit kwam samen door de leer van de apostelen en de profeten. Efeze 2: 20, 21)
Maar nu zijn er wel vele leden, doch slechts een lichaam.
Dus nee, omdat een lichaam bij de ware definitie bestaat uit vele leden, zijn er leden.
Maar het blijft nog steeds “één lichaam”.
En het oog kan niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig, of ook het hoofd tot de voeten: ik heb u niet nodig.
Nee, als het gaat over het lichaam kan het oog niet tot de hand zeggen, ik heb u niet nodig.
Ook het hoofd kan niet tot de voeten zeggen, ik heb u niet nodig.
Beiden zijn essentieel in het lichaam. Zo ook in het lichaam van Christus. Alle leden zijn essentieel en alle leden samen maken het lichaam van Christus.
Nee, in de gemeente zijn alle leden even waardig en even nodig.
Niemand kan zeggen, “ik heb u niet nodig”. In de gemeente hebben we elkaar nodig.
Ja, veeleer zijn die leden van het lichaam, welke het zwakst schijnen, noodzakelijk, en juist die delen van het lichaam, welke wij minder in ere houden, bekleden wij meer eervol, en onze minder edele leden worden met groter eer behandeld, doch onze edele leden hebben dat niet nodig.
In deze woorden zien we hoe, in het lichaam, de zwakkere delen vaak nog de belangrijkste zijn.
Ja, zoals in het menselijke lichaam bijvoorbeeld het hart, de nieren, de longen, het oor, het oog, de handen en de benen veel aandacht krijgen, hoeveel aandacht geven we het de oorschelp? Het trommelvlies? Het slakkenhuis? De oogwimpers? Om er maar een paar te noemen.
Ja, er zijn delen van ons lichaam die we misschien nog nooit bij naam hebben genoemd, maar hoe belangrijk zijn deze? En ja, zo zijn alle leden belangrijk.
Zo ook in het lichaam van Christus, we leggen vaak nadruk op een Bijbelleraar, een zangleider, etc.
Maar hoe belangrijk is iemand die iemand omarmt en lieve passende woorden spreekt?
Hoe belangrijk is iemand die even bij een weduwe op visite gaat?
Hoe belangrijk is iemand die bij iemand in het ziekenhuis op visite gaat?
Hoe belangrijk is iemand die het avondmaal voorbereid en klaarzet?
Hoe belangrijk is iemand die de collecte telt en dit naar een bank brengt?
Hoe belangrijk is iemand die de stoelen klaarzet?
Hoe belangrijk is iemand die de zangboeken uitdeelt?
En hoeveel eer worden zij bedeeld? Heb jij daar oog voor?
God heeft evenwel het lichaam zo samengesteld, dat Hij meer eer gaf aan hetgeen misdeeld was, opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden gelijkelijk voor elkander zouden zorgen.
En zo zien we drie belangrijke zaken, 1) God heeft het gehele lichaam samengesteld op een hele specifieke wijze, opdat 2) er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn en zodat 3) alle leden gelijkelijk voor elkaar zouden zorgen.
Ja, God heeft een ieder in de gemeente een hele specifieke plaats gegeven. En dit alles voor het welzijn van de gemeente.
Heb jij jou plaats gevonden? Waar sta jij?
Ben jij een actief deel van de gemeente?
---------------------------------------------------------------------------------------------------
In de vorige verzen, vers 19- 25, hebben we een zeer duidelijke nadruk gezien op het feit dat alle leden van de gemeente een eenheid vormen.
Ondanks dat een ieder een andere gave bezat, samen maakten zij één lichaam, en werden de gaven gebruikt om het lichaam van Christus te stichten.
De sterke nadruk ligt in dit gehele hoofdstuk op drie fundamentele principes, 1) Het is de Heilige Geest die gaven heeft uitgedeeld zoals Hij het wilde, 2) deze gaven waren voor de stichting en het welzijn van de gemeente en, 3) de Geest heeft alle gelovigen tot één lichaam gedoopt en gedrenkt.
Het dopen en drenken tot één lichaam laat zien dat er in dit lichaam geen onderscheid mag zijn. Er mag in dit lichaam geen hoogmoed zijn. Er mag in dit lichaam geen vernederend neerkijken zijn.
Nee, in dit lichaam is er alleen maar ruimte voor twee principes, 1) welke gave heeft een individuele gelovige en 2) hoe kan ik mijn medegelovigen, en daardoor de gemeente, dienen met mijn gave.
Een gave die gegeven is door de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. (Vers 4- 6)
26 Als een lid lijdt, lijden alle leden mede, als een lid eer ontvangt, delen alle leden in de vreugde.
27 Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden.
28 En God heeft sommigen aangesteld in de gemeente, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, verder krachten, daarna gaven van genezing, (bekwaamheid) om te helpen, om te besturen, en verscheidenheid van tongen.
29 Zijn zij soms allen apostelen? Allen profeten? Allen leraars? Allen krachten?
30 Hebben soms allen gaven van genezing? Spreken soms allen in tongen? Vertolken zij soms allen?
31 Streeft dan naar de hoogste gaven. En ik wijs u een weg, die nog veel verder omhoog voert.
26 Als een lid lijdt, lijden alle leden mede, als een lid eer ontvangt, delen alle leden in de vreugde.
In vers 25 was de nadruk dat er in de gemeente geen verdeeldheid mocht zijn en dat de gemeente, met haar gaven, voor elkaar zouden klaarstaan en voor elkaar zouden zorgen.
Dat is waar dit vers op verder gaat als het stelt dat “als één lid lijft, dan moeten ook alle leden meelijden.
En als er een lid eer ontvangt, dan delen alle leden in deze vreugde.
Dit geeft ons een waarachtig beeld van de ware gemeente Gods.
Alles wordt met elkaar gedeeld, gaven worden met elkaar gedeeld, verdriet wordt met elkaar gedeeld en vreugde wordt met elkaar gedeeld.
Romeinen 12:
9 De liefde zij ongeveinsd. Weest afkerig van het kwade, gehecht aan het goede.
10 Weest in broederliefde elkander genegen, in eerbetoon elkander ten voorbeeld,
11 in ijver onverdroten, vurig van geest, dient de Here.
12 Weest blijde in de hoop, geduldig in de verdrukking, volhardend in het gebed,
13 bijdragend in de noden der heiligen, legt u toe op de gastvrijheid.
14 Zegent wie u vervolgen, zegent en vervloekt niet.
15 Weest blijde met de blijden, weent met de wenenden.
16 Weest onderling eensgezind, niet zinnende op hoge dingen, maar voegt u in het eenvoudige. Weest niet eigenwijs.
Ja, dit is Gods doel voor Zijn gemeente. Eenheid in alle facetten.
Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden.
De gemeente van Christus in Korinthe, het lichaam van Christus, en een ieder naar zijn deel leden.
En ja, zo is het ook vandaag, gelovigen zijn lid van een lokale gemeente en een ieder naar zijn deel een lid. Een lid dat actief meewerkt aan het welzijn van de lokale gemeente.
En God heeft sommigen aangesteld in de gemeente, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, verder krachten, daarna gaven van genezing, (bekwaamheid) om te helpen, om te besturen, en verscheidenheid van tongen.
En zo heeft God in de gemeente aangesteld:
Apostelen: Het woord vertaald apostel komt van het Griekse woord “apostolos” en dit woord betekent “een gemachtigde met een boodschap”. (Efeze 2: 20; 3: 5)
Profeten: Het woord vertaald profeten komt van het Griekse woord “prophetes” en dit woord betekent “een uitlegger van verborgen dingen”. Of “iemand die bewogen door de Geest en derhalve Zijn woordvoerder de mensen plechtig bekend maakt wat hij door inspiratie heeft ontvangen”.
Leraars: Het woord vertaald leraars komt van het Griekse woord “didaskalos”en dit woord betekent “leraars”. In het nieuwe Testament iemand die “de dingen van God en de plichten van de mens onderwijst”.
Krachten: Het woord vertaald krachten komt van het Griekse woord “dunamis” en dit woord betekent “kracht, sterkte”. In het nieuwe Testament spreekt dit over “krachten om wonderen te verrichten”.
Genezing: Het woord vertaald genezing komt van het Griekse woord “iama” en dit woord betekent “genezing”. In het nieuwe Testament gaat dit over iemand die genezingen kan bewerken door de kracht van God”.
Bekwaamheid om te helpen: Het woord vertaald helpen komt van het Griekse woord “antilepsis” en dit woord betekent “hulp of hulpverlening”.
Besturen: Het woord vertaald besturen komt van het Griekse woord “kubernesis” en dit woord betekent “besturing, leiding geven”.
Verscheidenheid van tongen: Het woord vertaald tongen komt van het Griekse woord “gloosa” en dit woord betekent “een taal”. In het nieuwe Testament staat dit woord voor een taal of een dialect dat een bepaald volk spreekt in onderscheid van die van andere volken”. (Handl. 2: 4- 11)
(Belangrijk hier is om te zien dat “in tongen spreken” eigenlijk veel beter vertaald zou kunnen worden met “in een andere taal spreken”. En dit staat natuurlijk in schril contrast tot groeperingen die claimen om nog steeds “in tongen te kunnen spreken”, wat vaak niet meer is dan wat warrig gemompel en gepraat. Dit is niet in overeenstemming met wat de Schrift hierover leert.)
En ja, God heeft allen aangesteld. (Vers 18, 24)
Dit is een nederige gedachte. God is degene die elk lid een unieke en specifieke plaats geeft in de gemeente.
We worden opnieuw herinnerd aan de woorden van Paulus in Romeinen 12:
Romeinen 12:
3 Want krachtens de genade, die mij geschonken is, zeg ik een ieder onder u: koestert geen gedachten, hoger dan u voegen, maar gedachten tot bedachtzaamheid, naar de mate van het geloof, dat God elkeen in het bijzonder heeft toebedeeld.
Zijn zij soms allen apostelen? Allen profeten? Allen leraars? Allen krachten?
En ja, nu de toepassing van het vorige vers.
Kunnen allen apostelen zijn? Nee.
Kunnen allen profeten zijn? Nee.
Kunnen allen leraars zijn? Nee.
Kunnen allen krachten verrichten? Nee.
Wat zou er gebeuren als er alleen maar apostelen waren? Wat zou er gebeuren als er alleen maar profeten waren? Wat zou er gebeuren als er alleen maar leraars zijn? Wat zou er gebeuren als er alleen maar krachten verricht werden?
Al deze dingen laten zien hoe essentieel was dat er verschillende gaven waren en dat een ieder zijn of haar gave ten volle ten dienste maakte voor de gemeente.
Zo kon de gemeente werkelijk gesticht worden.
Hebben soms allen gaven van genezing? Spreken soms allen in tongen? Vertolken zij soms allen?
En nog een toepassing van vers 28.
Hebben allen de gave van genezing? Nee.
Hebben alle de gave van het spreken in tongen? Nee.
Hebben allen de gave van vertolken van tongen, uitleggers? Nee.
Ja, wat zou er gebeuren als er alleen maar leden waren met de gave van genezing?
Wat zou er gebeuren als er alleen maar leden waren met de gave van het spreken in tongen?
Wat zou er gebeuren als er alleen maar leden waren met de gave van het uitleggen van tongen?
Al deze woorden laten weer zien hoe essentieel het was dat er verschillende gaven waren en dat een ieder zijn of haar gave ten volle ten dienste maakte voor de gemeente.
Zo kon de gemeente werkelijk gesticht worden.
Streeft dan naar de hoogste gaven. En ik wijs u een weg, die nog veel verder omhoog voert.
En zo komt Paulus aan het einde van dit 12de hoofdstuk met belangrijke woorden, “streef dan naar de hoogste gaven”.
En dan, als Paulus de gemeente heeft aangemoedigd om naar de hoogste gaven te streven gaat hij een weg wijzen die nog veel verder omhoog voert.
Die woorden gaan we zien in het 13de hoofdstuk.
Copyright © 2017 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by R081N
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX.nl