In het 13de hoofdstuk van 1 Korinthe vinden we de uitspraak van Paulus “Doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal hetgeen ten dele is, te niet gedaan worden”.
In dit artikel willen we daar graag verder over nadenken. In een poging om dit te doen is het belangrijk dat we deze woorden in de juiste context lezen.
Wat zien we? In het begin van hoofdstuk 12 zien we dat Paulus schrijft: “En van de geestelijke gaven, broeders, wil ik niet, dat gij onwetende zijt”.
Zo zien we dat Paulus de gemeente in Korinthe gaat onderwijzen over geestelijke gaven, en dit begint in hoofdstuk 12 en we zien dat dit doorgaat tot aan het einde van hoofdstuk 14.
Als we dus een goed beeld willen krijgen van geestelijke gaven, moeten we deze drie hoofdstukken goed overdenken.
Ja, als we hoofdstuk 13 vers 10 goed willen begrijpen moeten we eerst de context van deze woorden goed gaan plaatsen.
Als we dan naar deze drie hoofdstukken gaan kijken dan zien we een algemeen beeld ontstaan:
-Hoofdstuk 12: Hoe worden deze gaven gegeven.
-Hoofdstuk 13: Hoe lang blijven deze gaven bestaan.
-Hoofdstuk 14: De specifieke aspecten van deze gaven.
Vers 1:
Paulus wil aangaande de Korintiërs dat zij niet onkundig zijn aangaande geestelijke gaven.
Dit laat zien dat Paulus hen gaat onderwijzen aangaande geestelijke gaven en dingen die daar mee te maken hebben, dit gaat door tot aan het einde van hoofdstuk 14.
Vers 2- 3:
In deze twee verzen laat Paulus zien dat voordat de Korinthiers van origine heidenen waren, en voordat zij wederom geboren waren, lieten zij zich meeslepen door allerlei afgoden.
Nu waren zij onder de Geest gekomen, en Paulus gaat verder uitleggen wat dit met zich meebracht.
Vers 4- 6:
Paulus gaat aangeven in dit hoofdstuk dat er verschillende geestelijke gaven zijn, dit alles wordt gegeven door één Geest, door één Heere en door één God.
Dus ondanks dat de Geest van God verschillende uitwerkingen heeft, dit alles word bewerkt door dezelfde God.
Vers 7:
Hier lezen we aangaande een belangrijk aspect, verschillende geestelijke gaven worden gegeven, en dit voor het welzijn van allen, het welzijn van de gemeente.
Zo kunnen we stellen dat ook als zijn er verschillende gaven, al deze gaven dienen de gemeente, de gaven dienen het welzijn van allen.
Vers 8- 10:
De negen gaven van de Geest:
-Het woord der wijsheid.
-Een een ander het woord der kennis.
-En een ander het geloof.
-En een ander de gaven der gezondmakingen.
-En een ander de werkingen der krachten.
-En een ander profetie.
-En een ander onderscheidingen der geesten.
-En een ander menigerlei talen.
-En een ander uitlegging der talen.
Er is dus sprake van negen gaven van de Geest. Deze worden gewerkt door één Geest, één Heere en één God, deze negen gaven zijn gegeven aan de gemeente van Korinthe.
Deze gaven worden individueel gegeven, maar altijd met het doel om de andere, de gemeente, te dienen.
Vers 11:
In dit vers leert Paulus dat deze negen gaven allen worden gewerkt door dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij dit zelf wil.
Vers 12- 27
Paulus gaat in deze verzen laten zien hoe de gemeente als een menselijk lichaam is, en als zodanig hoort te functioneren.
In de eerste plaats, zoals een lichaam vele leden heeft maar één is, zo is ook het lichaam van Christus, het hoort als een eenheid te fungeren.
Dit wordt verder versterkt door de uitspraak: “Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt”.
Deze uitspraak laat zien hoe belangrijk de doop is in relatie tot het lichaam van Christus.
Gelovigen worden gedoopt, en zo toegevoegd aan het lichaam. En dit gebeurd door één Geest.
En zo gaat Paulus verder in vers 14- 27, om te laten zien dat het ene orgaan van een lichaam nooit losstaat van een ander orgaan, alle organen werken samen.
Elk deel, vers 18, heeft een unieke plaats gekregen in het lichaam.
En zo ook in de gemeente van Korinthe.
Ze waren door één Geest tot een lichaam gedoopt, en God had elk individueel deel een specifieke plaats gegeven.
Veel leden, maar één lichaam.
Verder geeft Paulus ook aan dat, zoals in een menselijk lichaam, soms bepaalde delen van mindere waarde kunnen zijn, maar dat juist deze delen heel erg essentieel zijn.
En dit betrekt Paulus op de gemeente.
Juist die leden die misschien van mindere kracht of sterkte lijken, zijn juist zo essentieel.
In vers 24- 26 laat Paulus zien dat zorg, als leden voor elkaar, essentieel is.
Als er één lid lijdt zouden alle leden moeten lijden en als één lid verblijd is zouden alle leden zich moeten verblijden.
Dit alles laat zien hoe belangrijk eenheid en samenwerking is voor de gemeente in alle dingen.
Zoals hij schrijft in vers 27: “En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder”.
Vers 28- 31:
In deze verzen zien we hoe Paulus gaat toepassen wat hij in dit hele hoofdstuk heeft benadrukt, namelijk, 1) inzicht in geestelijke gaven, 2) al deze gaven worden bewerkt door één Geest, één Heere en één God, 3) het lichaam bestaat uit vele leden, maar is wel één lichaam en hoort als zodanig te functioneren.
God heeft in de gemeente plaatsen gegeven aan:
-Apostelen.
-Profeten.
-Leraars.
-Krachten.
-Genadegaven van genezingen.
-Vormen van hulpverlening.
-Bestuurlijke gaven.
-Allerlei talen.
En zo stelt Paulus in vers 29 en 30, dat een ieder een andere gave heeft.
Iedereen is uniek in zijn eigen gave.
En zo gaat Paulus verder in vers 31 om te zeggen, streef dus naar de beste gave, de gave die elk lid was gegeven.
Maar, en dan sluit hij af met de woorden: “En ik wijs een weg die dit alles nog overtreft”.
Die weg gaat hij wijzen in hoofdstuk 13. Een weg die veel hoger en verder leidt.
Wat zien we dan in hoofdstuk 12?
In hoofdstuk 12 laat Paulus zien 1) inzicht in geestelijke gaven, 2) al deze gaven worden bewerkt door één Geest, één Heere en één God, 3) het lichaam bestaat uit vele leden, maar is wel één lichaam en hoort als zodanig te functioneren.
En dat deden ze niet.
Ze functioneerden niet als één lichaam, ze waren verdeeld.
Deze gedachte begint al in hoofdstuk 1 vers 1- 17.
Ze waren verdeeld in deze gemeente, er waren problemen in deze gemeente en deze hoorde ge-corrigeerd te worden.
In dit hoofdstuk bespreekt Paulus deze eenheid:
-Er is één Geest, één Heere en één God.
-We zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt.
-Er mag geen verdeeldheid zijn in het lichaam.
Zo zien we dat de belangrijkste gedachte van dit hoofdstuk met het aspect van eenheid te maken hebben. Daarom heeft Paulus dit thema naar voren gehaald, ze waren verdeeld en hadden correctie nodig.
Ook op het gebied van de “geestelijke gaven” waren ze verdeeld.
De één dacht dat de ene gave beter was dan de andere. Maar Paulus laat zien dat dit niet het geval is.
De gemeente in een plaats waar een ieder gaven heeft gekregen, en al deze gaven zijn om een ander te dienen.
En dit waren ze vergeten, in plaats van elkaar te dienen met hun gaven, waren ze aan het opscheppen over hun eigen gaven.
Vers 1- 3.
In de eerste drie verzen laat Paulus het belang van ware liefde zien.
Hij doet dit door middel van een aantal verschillende argumenten.
Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden.
En al ware het dat ik de gave der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap; en al ware het, dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets.
En al ware het, dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven.
Vers 4- 7:
In deze woorden zien we de beschrijving van echte liefde.
En dit is wat de Korinthiers nodig hadden.
Ze waren verdeeld, ze waren tegen elkaar aan het opscheppen over wie het beste en belangrijkste lid was.
Wat is de definitie van ware liefde?
-De liefde is lankmoedig.
-Zij is goedertieren.
-De liefde is niet afgunstig.
-De liefde handelt niet lichtvaardiglijk.
-Zij is niet opgeblazen.
-Zij handelt niet ongeschiktelijk.
-Zij zoekt zichzelve niet.
-Zij wordt niet verbitterd.
-Zij denkt geen kwaad;
-Zij verblijdt zich niet in de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid;
-Zij bedekt alle dingen,
-Zij gelooft alle dingen,
-Zij hoopt alle dingen,
-Zij verdraagt alle dingen.
Vers 8
In dit vers laat Paulus zien dat de liefde nooit vergaat.
Maar schrijft hij, wat profetieën betreft die worden afgedaan, wat talen betreft zij zullen ophouden, wat kennis betreft zij zal tenietgedaan worden.
Dus hier een hele belangrijke boodschap aangaande profetieën, talen en kennis.
Deze komen tot een einde. Waarom? Omdat profetieen en kennis “ten dele” is.
En dit staat in contrast tot “het volmaakte” uit vers 9 en 10.
Vers 9- 10:
Hier zien we hoe “ten dele” wordt gebruikt in relatie tot “het volmaakte”.
Het kennen is “ten dele” en het profeteren is “ten dele”. En wanneer “het volmaakte” zal gekomen zijn zal wat “ten dele” is tenietgedaan worden.
En wat we nu zeker kunnen stellen is dat “ten dele” in contrast staat tot “het volmaakte”.
Vers 11:
In deze verzen zien we hoe Paulus een illustratie gebruikt om te laten zien hoe dit werkt.
Als iemand een kind is, (ten dele) dan spreekt iemand als een kind, denkt iemand als een kind en overlegt iemand als een kind.
Maar als iemand een man is geworden, (volmaakt) dan heeft hij het kinderlijke afgelegd.
Zo zien we dat Paulus een kind gebruikt en een volwassen man om zijn punt uit vers 9 en 1 te ilustreren. Het kind is het “ten dele”, de volwassen man is “het volmaakte”.
Vers 12:
In dit vers zien we hoe Paulus de illustratie uit vers 11 gaat toepassen door middel van een tweede illustratie en hij gebruikt daarvoor “een spiegel” en “van aangezicht tot aangezicht”.
Een spiegel is dan gelijk aan “het kind” en aan het “ten dele”. En het “van aangezicht tot aangezicht is dan gelijk aan “de man” en “het volmaakte”.
Wat zien we dan:
Profetieen, kennis en talen |
Het volmaakte zal gekomen zijn |
Ten dele |
Het volmaakte |
Kind |
Een man |
Spiegel |
Van aangezicht tot aangezicht |
En dit is interessant omdat “ten dele”, “het kind” en “een spiegel” met elkaar delen dat ze een onvolwassen en niet compleet zijn, terwijl “het volmaakte”, “de man” en “van aangezicht tot aangezicht” met elkaar delen dat ze volwassen en compleet zijn.
Vers 13:
Ja, als dan “het volmaakte” gekomen is, dan blijven, geloof, hoop en liefde.
Wat zien we dan in hoofdstuk 13?
In hoofdstuk 13 laat Paulus zien de grootheid van “echte liefde”.
Paulus definieert deze liefde, maar gaat dan nog een stap verder.
Paulus laat ook zien dat profetie, kennis en talen zullen ophouden als “het volmaakte” zal gekomen zijn.
De relatie tussen hoofdstuk 12 en 13.
In hoofdstuk 12 is Paulus kritisch over het functioneren van de gemeente. Ze zijn verdeeld, ze zijn niet op zoek naar elkaars welzijn, ze zijn niet op zoek om elkaar te helpen en samen te werken. Nee, ze zijn verdeeld.
Op dit punt gaat Paulus aangeven dat de gaven op zich niet het belangrijkste is, de ware liefde voor elkaar is het belangrijkste.
Daarnaast gaat Paulus aangeven dat profetieën, kennis en talen gaan ophouden om te bestaan als het volmaakte komt.
En als het volmaakte komt, dan blijven geloof, hoop en liefde.
Interessant gegeven aan profetieën, kennis en talen.
Als we na gaan denken aan profetieën, kennis en talen dan zien we dat deze gaven iets gemeen hebben. Wat hebben deze gemeen?
Ze hebben gemeen dat ze allen informatie geven.
En dat is interessant.
Want in de vroege gemeente, toen het nieuwe Testament nog niet bestond zoals wij dit hebben, was het belangrijk dat er informatie kwam over hoe de vroege gemeente moest functioneren.
Vers 1- 5:
In deze verzen laat Paulus zien dat er bovenal gejaagd behoorde te worden naar de liefde.
De liefde is het grootst. (Joh. 13: 34, 35)
Daarnaast moesten ze streven naar profetie.
Waarom?
Iemand die in “een andere taal” spreekt, spreekt niet tot mensen maar tot God. En niemand begrijpt wat deze persoon zegt, in zijn eigen geest spreekt hij in geheimenissen.
Met andere woorden, iemand die in talen spreekt kan dit zelf niet begrijpen, de mensen om hem heen begrijpen hem ook niet, alleen God begrijpt het.
(Daarom zien we ook later, dan in talen spreken altijd gepaard moest gaan met uitleggers, die konden dan uitleggen wat deze mens zei. Op het moment dat de talen ook uitgelegd werden, hadden de toehoorders er pas iets aan)
En ja, wie profeteert spreekt direct tot mensen, woorden van opbouw, vermaning en vertroosting.
En iemand die in een tong spreekt, die bouwt zichzelf op, maar niet de gemeente.
Een taal moest uitgelegd worden voordat de gemeente er door gesticht kon worden.
En dat was het grote verschil tussen talen en profeteren.
Als iemand profeteerde was dit een directe bemoediging, vermaning en vertroosting voor de gemeente, een taal werd dit pas als het uitgelegd werd.
Vers 6- 13:
In deze verzen lezen we dat elke tong een uitlegging nodig had voordat het werkelijk haar doel ging vervullen.
Zoals elk muziekinstrument een eigen klank had, zo had ook elke tong een eigen klank.
Maar een muziekinstument gaat zijn klank pas geven als er op gespeeld word, dan word pas duidelijk welk instrument het is.
Zo is het ook met talen, het werd pas begrepen als de taal werd uitgelegd.
En zo zegt Paulus in vers 13: “Daarom, die in een vreemde taal spreekt, die bidde, dat hij het moge uitleggen”.
En zo was profetie een gave waar direct de gemeente mee werd gediend, talen dienden pas als het werd uitgelegd.
Vers 14- 17:
In deze verzen gaat Paulus verder over het onderscheid tussen talen en profeteren.
Hij stelt dit hier voor als, 1) met de geest bidden of met het verstand bidden, 2) met de geest of met het verstand lofzingen of 3) met de geest of met het verstand dankzeggen.
Met de geest staat dan symbool voor iets wat niet gehoord wordt, met het verstand staat symbool voor iets dat uitgesproken wordt en begrepen kan worden.
Ook dit principe gebruikt Paulus om te laten zien het verschil tussen talen en profeteren.
Talen staat gelijk aan een uiting van de geest, iets onhoorbaars, en profeteren staat gelijk aan de uiting van het verstand en dat is hoorbaar.
Zo stelt hij opnieuw dat profeteren een gave is die gehoord wordt en talen een gave die niet gehoord word, tenzij het wordt uitgelegd.
Vers 18- 21:
In deze verzen gaat Paulus spreken over het feit dat Paulus liever vijf woorden met het verstand zou spreken dan tienduizend woorden in een andere taal.
Met deze woorden benadrukt Paulus opnieuw dat profeteren de gemeente sticht en in talen spreken niet sticht tenzij het uitgelegd word.
Paulus bespreekt verder het principe dat: “Ik zal door lieden van andere talen, en door andere lippen tot dit volk spreken, en ook alzo zullen zij Mij niet horen, zegt de Heere”.
Zo zien we dat in talen spreken spreken in een andere taal was.
Zo lezen we in Handelingen 2:
Handl. 2: 7 En zij ontzetten zich allen, en verwonderden zich, zeggende tot elkander: Ziet, zijn niet alle dezen, die daar spreken, Galileers?
Handl. 2: 8 En hoe horen wij hen een iegelijk in onze eigen taal, in welke wij geboren zijn?
Handl. 2: 9 Parthers, en Meders, en Elamieten, en de inwoners zijn van Mesopotamie, en Judea, en Cappadocie, Pontus en Azie.
Handl. 2: 10 En Frygie, en Pamfylie, Egypte, en de delen van Libye, hetwelk bij Cyrene ligt, en uitlandse Romeinen, beiden Joden en Jodengenoten;
Handl. 2: 11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken.
Zo leren we………………………In andere talen spreken was niet iets dat een vreemd gemompel was voor iedereen, nee, het waren echte talen, die dan begrepen konden worden door hen die die taal spraken.
Zo kon een taal verstaan worden op twee manieren, 1) of je hoorde iemand in je eigen taal spreken door iemand die zelf die taal niet sprak of 2) het werd uitgelegd.
Vers 22- 25:
Talen waren tekenen voor ongelovigen, waarom?
Dit omdat God had geprofeteerd dat Hij door andere talen tot ongelovigen zou spreken om hun zo de grootheid van God te laten zien.
En opnieuw maakt Paulus het punt, profeteren is voor het stichten van leren van de gemeente, maar in talen spreken is voor de ongelovigen.
Dus, als je in talen spreekt in de gemeente heeft het geen nut, omdat niemand dit verstaat, als het niet wordt uitgelegd.
Maar als iemand profeteert en een ongelovige komt binnen dan zal de ongelovige overtuigd en beoordeeld worden, en dit tot glorie van God.
Vers 26- 28:
Deze verzen laten zien dat als de gemeente samenkwam een ieder iets had.
De ene had een Psalm, de andere een onderwijzing, de andere een taal, de andere een openbaring, een uitleg, in dit alles was opbouw de sleutel.
Wat er ook maar gedaan werd, alles moest tot opbouw zijn.
En dat brengt Paulus naar zijn volgende punt.
Als er in talen gesproken word laat er een uitlegger zijn, en laat ieder op zijn beurt in talen spreken.
En als er geen uitlegger is, laat dan iemand die in talen spreekt zwijgen.
Vers 29- 32:
In deze verzen zien we dat Paulus leert dat als iemand wil profeteren, laat het orderlijk gebeuren, zodat het tot bemoediding is.
Want: “En de geesten der profeten zijn den profeten onderworpen”.
Wat zegt Paulus hier? De profeet staat boven zijn eigen geest, dus heeft controle over zijn geest.
Dus, laat alles gebeuren met zorg en met beleid, dat het ten opbouw is.
Gebruik je zelf-beheersing.
Vers 33:
God is een God van orde, laat dan Zijn gemeente een plaats zijn waar orde heerst.
Vers 34- 35:
In deze verzen leert Paulus dat vrouwen in de gemeente moesten zwijgen.
Het werd hun niet vergund om te spreken.
Als ze iets wilde weten mochten zij het hun mannen vragen als ze thuis waren.
Dit was een ordening in alle gemeenten.
Vers 36- 40:
In deze verzen zien we dat Paulus dat allen moesten luisteren naar de woorden die hij geschreven had in het voorgaande.
Iemand die werkelijk belijdde om geestelijk te zijn, die moest leren luisteren.
En zo eindigt hij: “streef ernaar om te profeteren, maar verhinder het spreken in andere talen niet.
Wat zien we dan in hoofdstuk 14?
In hoofdstuk 14 laat Paulus zien hoe de gemeente geen orde had als het aankwam op de uitingen van de Geest.
Ze waren verdeeld in deze.
Er was geen eenheid en er was geen orde.
In dit hoofdstuk gaat Paulus aangeven hoe de gemeente zich hoort op te stellen in relatie tot profeteren en het spreken in tongen.
Alles hoorde met orde te geschieden en de vrouwen mochten geen deel hieraan hebben.
En een ieder hoorde te luisteren naar de woorden van Paulus aangaande deze correctie.
(Vers 37)
De relatie tussen hoofdstuk 12, 13 en 14.
In hoofdstuk 12 laat Paulus zien wat de gaven van de Geest waren, hoe de gemeente in alles als een lichaam hoorde te functioneren en hoe dit in deze gemeente niet gebeurde.
Iedereen deed maar wat en er was verdeeldheid.
Degene die in talen spraken en profeteerden waren met elkaar verdeeld.
En dit hoorde niet.
In hoofdstuk 13 laat Paulus de echt Christelijke weg zien, de weg van de liefde en de weg van eenheid.
Tegelijk laat Paulus zien dat profeteren, talen en kennis zouden ophouden als het volmaakte zou komen.
In hoofdstuk 14 laat Paulus zien wat de ware reden is van profetie en van talen, en hij leert de gemeente hoe deze hoorden uitgevoerd te worden in de gemeente.
Alles tot opbouw en het welzijn van de gemeente en daar hadden ze in gefaald.
Ze hadden correctie nodig.
Als we na gaan kijken hoe deze woorden elders in het nieuwe Testament gebruikt worden zien we iets opmerkelijks.
In het nieuwe Testament wordt dit woord 17 keer gebruikt.
-Matt. 5: 48; 19: 21
-Romeinen 12: 2
-1 Kor. 2: 6; 13: 10; 14: 20
-Efeze 4: 13
-Fill. 3: 15
-Koll. 1: 28; 4: 12
-Hebr. 5: 14; 9: 11
-Jacobus 1: 4; 1: 17; 1: 25; 3: 2
-1 Johannes 4: 18
Als we naar al deze passages gaan kijken zien we dat in elk van deze passages de woorden “het volmaakte” als beeld gebruikt word van iets dat niet compleet is naar compleetheid gebracht wordt.
Een beeld van een onvolmaakt naar een volmaakt karakter.
Een beeld van een onvolwassen naar een volwassen karakter.
Nooit word dit woord gebruikt in relatie tot Jezus of de hemel.
En dit laat iets heel belangrijks zien.
Ten tijde dat Paulus apostel was en een brief schreef aan de gemeente in Korinthe schrijft hij: De liefde vergaat nimmermeer; maar hetzij profetieen, zij zullen te niet gedaan worden; hetzij talen, zij zullen ophouden; hetzij kennis, zij zal te niet gedaan worden.
Want wij kennen ten dele, en wij profeteren ten dele;
Doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal hetgeen ten dele is, te niet gedaan worden.
Wat was hier ten dele en wat was hier het volmaakte?
Het ten dele was profetie, talen en kennis.
Hoe was dit ten dele?
Dit was ten dele omdat ten dage van dat Paulus deze brief schreef de gemeente in een onvolmaakte fase was.
Deze onvolmaakte fase had te maken met het feit dat de gemeente elke keer een deel van de volledige ofwel volmaakte waarheid toebedeeld kreeg.
En de gemeente verkreeg dit door profetie, talen en kennis.
Elke keer kreeg de gemeente meer informatie over de gemeente en over hoe de gemeente hoorde te functioneren.
En dit werd elke keer aangevuld, een stuk profetie, een stuk talen en een stuk kennis.
Wat opvalt is dat deze drie gaven alles te maken hebben met het delen van informatie.
Naarmate deze informatie steeds verder gedeeld werd met de gemeenten werd deze informatie steeds meer compleet, steeds meer volmaakt.
Tot het moment dat alle informatie compleet was en zo het volmaakte is ontstaan.
Het volmaakte.
We lezen een aantal belangrijke teksten:
Joh 16: 12 Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen.
Joh 16: 13 Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen.
Joh 16: 14 Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.
Joh 16: 15 Al wat de Vader heeft, is Mijn; daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen, en u verkondigen.
Hier lezen we een belangrijke profetie van Christus aan de apostelen.
De apostelen zouden geleid worden NAAR DE GEHELE WAARHEID.
Dit is belangrijk en cruciaal.
Zoals Jezus zei: “Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen”.
Maar wat zou Jezus gaan doen?
Jezus zou na Zijn heengaan de Geest sturen en die zou de apostelen leiden naar “al de waarheid”.
En dit is essentieel, de waarheid die nog niet compleet was zou compleet worden.
Of in andere woorden, de waarheid die ten dele zou worden gegeven aan de gemeente zou volmaakt worden.
Ef. 2: 18 Want door Hem hebben wij beiden den toegang door een Geest tot den Vader
Ef. 2: 19 Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen, en huisgenoten Gods
Ef. 2: 20 Gebouwd op het fondament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen
Ef. 2: 21 Op Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den Heere
Ef. 2: 22 Op Welken ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in den Geest.
Waar is de gemeente op gebouwd?
Op het fundament van de apostelen en de profeten.
Dit laat zien dat elke gemeente, de gemeente, gebouwd is op het fundament van de apostelen en de profeten.
Ja, elke gemeente functioneert onder leiding van de apostelen en de profeten.
Wat betekent dit? Dit betekent dat elke gemeente functioneert bij de informatie van de apostelen en de profeten.
Waarom? Deze werden gegeven “de waarheid”, maar dit kwam elke keer in “een deel”.
Dit kwam niet allemaal tegelijk.
Jud 1: 3 Geliefden, alzo ik alle naarstigheid doe om u te schrijven van de gemene zaligheid, zo heb ik noodzaak gehad aan u te schrijven en u te vermanen, dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is.
Deze tekst laat zien dat “de Heiligen” het geloof hebben gekregen.
De gelovigen zijn overgeleverd het geloof.
Hoe is dit overgeleverd? Door de apostelen en de profeten, die zijn door de Geest geleid “naar de hele waarheid”.
Maar dit ging altijd “in delen”, elke apostel en elke profeet bracht “een deel”.
Totdat alle delen compleet waren, en zo ontstond “het volmaakte”.
Al deze dingen laten zien dat er in de vroege gemeente, toen het nieuwe Testament, zoals wij dat hebben er nog niet was Christus, door de Geest de waarheid bekend maakte aan specifieke mensen, de apostelen en de profeten.
Doormiddel van hen werd elke keer een deel van de waarheid bekend gemaakt, en zo ontstond “het volmaakte”.
1 Co 2: 10 Doch God heeft het ons geopenbaard door Zijn Geest; want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods.
1 Co 2: 11 Want wie van de mensen weet, hetgeen des mensen is, dan de geest des mensen, die in hem is? Alzo weet ook niemand, hetgeen Gods is, dan de Geest Gods.
1 Co 2: 12 Doch wij hebben niet ontvangen den geest der wereld, maar den Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn;
1 Co 2: 13 Dewelke wij ook spreken, niet met woorden, die de menselijke wijsheid leert, maar met woorden, die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende.
En zo werd “het geloof”, aan de heiligen overgeleverd, “hetgene wat ten dele was werd compleet, het werd volmaakt”.
En zo lezen we:
Jas 1:25 Maar die inziet in de volmaakte wet, die der vrijheid is, en daarbij blijft, deze, geen vergetelijk hoorder geworden zijnde, maar een dader des werks, deze, zeg ik, zal gelukzalig zijn in dit zijn doen.
Dus, toen “alle delen” compleet waren, gegeven door de apostelen en profeten, ontstond “het volmaakte”.
Als we verder gaan kijken naar wat de Bijbel zegt over profetie dan lezen we:
Ef. 3: 3 Dat Hij mij door openbaring heeft bekend gemaakt deze verborgenheid, (gelijk ik met weinige woorden te voren geschreven heb;
Ef. 3: 4 Waaraan gij, dit lezende, kunt bemerken mijn wetenschap, in deze verborgenheid van Christus),
Ef. 3: 5 Welke in andere eeuwen den kinderen der mensen niet is bekend gemaakt, gelijk zij nu is geopenbaard aan Zijn heilige apostelen en profeten, door den Geest;
En ja, zo lezen we, er waren dingen die niet bekend waren.
Ze werden bekend gemaakt door de apostelen en profeten en dit alles is bewerkt door de Geest van God.
Apostelen en profeten gaven informatie aan de vroege gemeente.
Informatie die daarvoor niet bekend was. Deze werd bekend gemaakt, totdat de volmaakte wet van Christus helemaal bekend gemaakt werd.
Wanneer was dit? Het laatste Bijbelboek, Openbaring, werd voor het einde van de eerste eeuw geschreven.
Toen was het nieuwe Testament met al haar boeken compleet.
Terug naar 1 Korinthe 13.
1 Kor. 13: 11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik te niet gedaan hetgeen eens kinds was.
Hoe gebruikt Paulus dit?
Paulus gebruikt het kind en de volwassen man om een beeld te geven van het “ten dele” en “het volmaakte”.
Hij vergelijkt de groei van de gemeente met een kind dat steeds meer informatie krijgt zodat het kan groeien naar volwassenheid.
Ja, de gemeenten moesten groeien naar de volmaakte kennis, die ze nog niet hadden.
De apostelen en profeten gaven dit in delen.
Elke apostel en elke profeet deed zijn deel om “hun delen” te geven en te delen met de gemeenten.
Totdat “alle delen” samen konden worden gevoegd en zo “het volmaakte” ontstond.
1 Kor. 13: 12 Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben.
Hoe gebruikt Paulus dit?
Ja, ten tijde van Paulus waren het allemaal “delen” die werden gegeven.
Het was nog steeds ten dele duister, nog niet volmaakt, nog niet compleet.
Maar er zou een dag komen dat “het volmaakte” geopenbaard was, dan was het niet duister meer, nee dan was alles duidelijk, dan zouden we zien in een volmaakte zin, van aangezicht tot aangezicht.
In conclusie:
Als we alles gaan overdenken aangaande de context van 1 Korinthe 12- 14, dan gaan we zien dat er problemen waren in de gemeente aangaande de gaven van de Geest.
Er werd gepocht dat de ene gave beter was dan de andere en er was geen eenheid in de gemeente.
En Paulus gaat hen leren hoe ze de gaven werkelijk moesten gebruiken, 1) ten dienste van elkaar en van de gemeente en niet als een middel om elkaar af te breken en 2) voor het doel waar God de gaven voor had gegeven.
En zo lezen we dat ze moesten jagen naar de hoogste gave, de gave van liefde.
Als Paulus dan over deze liefde spreekt, verteld hij de gemeente dat de gaven tot een einde zouden komen en dit als het volmaakte zou komen.
Contextueel zien we dan dat “ten dele” gebruikt word in relatie tot het brengen van specifieke kennis, die de Geest werkte in deze apostelen en profeten, om hen naar de volledige waarheid te leiden. (Johannes 13- 16)
En zo de gemeente “het volmaakte” te geven, zodat de gemeente kan functioneren nadat de apostelen en profeten er niet meer waren.
Copyright © 2017 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by R081N
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX.nl