Zoals eerder opgemerkt, hoofdstuk 12, 13 en 14 van het boek 1 Korinthe horen heel specifiek bij elkaar. Deze drie hoofdstukken gaan allemaal over de gaven die gegeven zijn aan de (vroege) gemeente.
In hoofdstuk twaalf lezen we hoe deze gaven gegeven zijn, hoe de gemeente met deze gaven hoorde om te gaan en wat het doel was van deze gaven.
In het dertiende hoofdstuk hebben we gezien dat er een gave is die hoger is dan alle geestelijke gaven, goddelijke liefde, dat daarnaar behoorde te worden gestreeft en we lezen hoe lang de gave van profetie, talen en kennis zouden blijven.
Deze zouden blijven totdat het volmaakte was gekomen.
Het veertiende hoofdstuk gaat ons nu inzichten geven in de specifieke gaven van profetie en het in tongen spreken en wat hun unieke aspecten waren.
-----------------------------------------------------------------------------------------
In dit hoofdstuk gaat Paulus verder spreken over hoe de gaven van de Geest in zijn werk gaan. Paulus spreekt in dit hoofdstuk specifiek over profetie en tongen.
1 Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren.
2 Want wie in een tong spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God, want niemand verstaat het; door de Geest spreekt hij geheimenissen.
3 Maar wie profeteert, spreekt voor de mensen stichtend, vermanend en bemoedigend.
4 Wie in een tong spreekt, sticht zichzelf, maar wie profeteert, sticht de gemeente.
Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren.
Het woord “jaagt” komt van het Griekse woord “dioko” en dit woord betekent “verdrijven” en bij toepassing “hard rennen om iets van krijgen” of “iets begerig te zoeken”.
Het woord “streeft” komt van het Griekse woord “zelooo” en dit woord betekent “om van ijver te branden”, “om sterk te verlangen”.
En zo schrijft Paulus om vooral in de eerste plaats het grootste na te jagen, de liefde. Goddelijke liefde. Daar moesten de gelovigen hard voor rennen, daar moesten ze begerig naar zoeken. En ja, dat hebben we natuurlijk gezien in het dertiende hoofdstuk.
Niets was groter dan de goddelijke liefde. Niets was belangrijker dan goddelijke liefde.
Dat en dat alleen moet het eerste streven zijn van de ware gelovige.
In de tweede plaats spoort de apostel Paulus de gelovigen aan om ook naar de gaven van de Geest te streven. Ja, om van ijver te branden om één van deze gaven te bezitten.
En zo komt Paulus tot de woorden om in het bijzonder de gave van profeteren na te streven.
In de volgende verzen gaat Paulus uitleggen waarom er vooral naar de gave van profetie ge-streeft zou moeten worden.
Want wie in een tong spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God, want niemand verstaat het; door de Geest spreekt hij geheimenissen.
En zo gaat Paulus “een eerste onderscheid” maken tussen profetie en talen.
Wat is dit eerste onderscheid?
Als iemand in een tong spreekt dan spreekt zo iemand niet tot mensen, maar tot God.
Waarom is dit?
Dit is omdat een tong altijd een uitlegger nodig had. (Vers 13, 27- 28)
Wat interessant is aan deze woorden is dat een tongenspreker “geheimenissen” uitspreekt.
Dit woord is vertaald van het Griekse woord “musterion” en dit woord betekent “iets openbaar maken dat verborgen is”.
Vanuit deze gedachte is het natuurlijk heel belangrijk dat tongensprekers er waren.?
Alleen kwam de werkelijke waarde nooit tot stand zonder een uitlegger.
Maar wie profeteert, spreekt voor de mensen stichtend, vermanend en bemoedigend.
Ja, tongensprekers hadden altijd een uitlegger nodig voordat iemand daar iets van begreep.
Dit in tegenstelling tot profetie.
Wat was profetie? Door profetie spreekt iemand tot de mensen, stichtend, vermanend en bemoedigend.
Hier zien we drie belangrijke woorden.
Stichtend: Het woord vertaald “stichtend” komt van het Griekse woord “oikodome” en dit woord betekent, “de daad van bouwen, of, iets opbouwen”.
Vermanend:Het woord vertaald “vermanend” komt van het Griekse woord “paraklesis” en dit woord betekent, “om iemand heel dicht bij je te roepen met een bede”, en dit met een doel van aansporing, van vermaning of van een onderrichting.
Bemoedigend:Het woord vertaald “bemoedigend” komt van het Griekse woord “paramuthia” en dit woord betekent, iemand toespreken, om te overtuigen, of aan te sporen, of om te kalmeren en te troosten.
Wie in een tong spreekt, sticht zichzelf, maar wie profeteert, sticht de gemeente.
Dus, in dit vers komt Paulus tot een simpele conclusie.
Als iemand in een tong spreekt, dat sticht hij alleen zichzelf. Maar wie profeteert die sticht de gehele gemeente.
De vraag is dan wel, hoe sticht een tongspreker zichzelf?
Dit komt voort uit het principe dat een tongspreker duidelijk wist dat hij door God gebruikt werd als een instrument om “geheimenissen of verborgenheden” te mogen uiten in een tong. En dit was natuurlijk wel een bemoediging.
Maar, tenzij er een uitlegger zou zijn, zou in deze zin alleen de tongspreker zichzelf stichten.
En dat was een eerste belangrijk onderscheid tussen tongen en profetie.
Door tongentaal, zonder uitlegger, werd alleen de tongenspreker gesticht. Maar iemand die kon profeteren die stichtte de gemeente.
Hier zien we dan het belangrijkste eerste onderscheid tussen tongen en profeteren.
--------------------------------------------------------------------------------------------------
In de eerste drie verzen van dit hoofdstuk hebben we gezien hoe Paulus de gemeente verteld om in de eerste plaats te jagen naar liefde, goddelijke liefde.
Dat was en is het belangrijkste en dat staat voorop!
Daarnaast spreekt Paulus de gemeente aan om ook naar de gaven te streven en dan in het bijzonder naar de gave van profetie. Waarom profetie? Omdat een tongenspreker alleen zichzelf stichtte, maar iemand die profeteerde die stichtte de gemeente.
(Dit gaat uit van een tongenspreker, die zonder een uitlegger spreekt)
Dit was het eerste belangrijke onderscheid dat Paulus maakt aangaande profetie en tongen.
En zo gaat hij verder.
5 Ik wilde wel, dat gij allen in tongen spraakt, maar liever nog, dat gij profeteerdet. Wie profeteert, is meer dan wie in tongen spreekt, tenzij hij het ook uitlegt, zodat de gemeente stichting ontvangt.
6 En nu, broeders, als ik tot u kom en spreek in tongen, wat nut zal ik u brengen, als ik mij niet tot u richt, of met een openbaring, of met kennis, of met profetie, of met onderricht?
7 Hoe toch zal men zelfs bij onbezielde dingen, die geluid geven, fluit of citer, als zij geen verschil in toon doen horen, te weten komen wat op de fluit of de citer gespeeld wordt?
8 Immers, indien de bazuin een onduidelijk geluid geeft, wie zal zich gereed maken tot de strijd?
Ik wilde wel, dat gij allen in tongen spraakt, maar liever nog, dat gij profeteerdet.
Ja, en op basis van de voorgaande woorden zegt Paulus opnieuw, “Ik wilde wel, dat gij allen in tongen spraakt, maar liever nog, dat gij profeteerdet”.
Door tongen, zonder uitlegger, werd alleen de spreker gesticht, maar door profetie werd de gehele gemeente gesticht, vermaand en bemoedigd.
En dat is een belangrijk onderscheid tussen deze twee gaven.
Wie profeteert, is meer dan wie in tongen spreekt, tenzij hij het ook uitlegt, zodat de gemeente stichting ontvangt.
In deze woorden zien we iets heel belangrijks. Nu gaat Paulus de gave van tongen gelijkzetten aan de gave van profetie. Nu stelt Paulus dat profetie meer is dan iemand die in tongen spreekt, TENZIJ hij het ook uitlegt. En als er dan uitleg is, wat is dan het resultaat? De gemeente ontvangt stichting.
In deze zin is het woordje TENZIJ heel belangrijk.
Ja, in deze zin maakt Paulus profetie en het in tongen spreken gelijk aan elkaar, maar dat hangt ervan af of de tong uitgelegd wordt.
En nu, broeders, als ik tot u kom en spreek in tongen, wat nut zal ik u brengen, als ik mij niet tot u richt, of met een openbaring, of met kennis, of met profetie, of met onderricht?
Paulus gaat weer terug naar het eerste principe, als iemand spreekt in een tong, wat is het nut daarvan? En ja, in dit geval gaat Paulus ervan uit dat de tong zonder uitleg is.
En zoals eerder gezegd door Paulus, iemand die in een tong spreekt, zonder uitlegger, die sticht alleen zichzelf.
Dus, als Paulus zou komen en in tongen spreekt, wat zou dat doen voor de gemeente?
Niets, de gemeente zou niet gesticht worden, het zou geen nut doen.
Maar………………………….
Als Paulus tot hen zou komen met een openbaring? Dat zou stichten.
Als Paulus zou komen met kennis? Dat zou stichten.
Als Paulus zou komen met profetie? Dat zou stichten.
Als Paulus zou komen met onderricht? Dat zou stichten.
In de volgende twee verzen gaat Paulus een voorbeeld aanhalen van een muziekinstrument om zijn woorden kracht bij te zetten.
Hoe toch zal men zelfs bij onbezielde dingen, die geluid geven, fluit of citer, als zij geen verschil in toon doen horen, te weten komen wat op de fluit of de citer gespeeld wordt?
Stel dat iemand op een fluit speelt en stel dat iemand op een citer speelt, maar er zou geen verschil van geluid zijn. Hoe zou iemand dan kunnen weten welke het geluid van de citer is en welk het geluid van de fluit is?
Dat zou onmogelijk zijn.
Met deze vergelijking wil Paulus zijn woorden kracht bij zetten, om te laten zien dat tongen, zonder uitleg, geen enkel inzicht geeft in wat de tongenspreker zegt.
Een tongenspreker zou van alles kunnen zeggen, maar als er geen uitlegger was zou alles hetzelfde klinken, net zoals een fluit of een citer, als er geen verschil van geluid zou zijn, zou niemand weten welke klank van de fluit kwam en welk geluid er van de citer kwam.
Hetzelfde is iemand die in tongen spreekt, zonder uitlegger. Er zou geen verschil zijn in klank. Niemand kan weten wat er gezegd wordt.
Immers, indien de bazuin een onduidelijk geluid geeft, wie zal zich gereed maken tot de strijd?
En een tweede voorbeeld. Stel dat er bazuin, die moet leiden dat iedereen zich klaarmaakt voor de strijd, niet het duidelijke strijdgeluid maakt, wie zou zich dan klaarmaken voor de strijd? Niemand.
Nee, de bazuin, die moet klaarmaken voor de strijd, maakt een heel specifiek geluid. En als dat geluid gehoord werd, ja dan wist iedereen het!! Dan kon iemand handelen.
Maar als er geen duidelijk geluid was, kon iemand niet handelen.
Dit is een tweede voorbeeld om aan te geven dat, als iemand in tongen spreekt, dan is dat zonder uitlegger op geen enkele manier te verstaan. Zonder uitlegger klinkt alles wat de tongenspreker spreekt hetzelfde. Het is niet te verstaan. Er is geen stichting! Er is geen vermaning! Er is geen bemoediging!
Maar dan, TENZIJ er een uitlegger is, dan worden de woorden duidelijk.
Dan wordt de klank duidelijk en dan is het stichtend voor de gemeente.
---------------------------------------------------------------------------------------------------
Ja, in de voorgaande verzen, vers 5 tot 8, heeft Paulus duidelijk aangegeven dat in tongen spreken zijn ware doel niet bereikt, TENZIJ het uitgelegd wordt.
(Vanuit die context spoorde hij de gemeente aan om vooral te zoeken naar de gave van profetie)
Paulus bekrachtigd zijn woorden door twee voorbeelden.
Het eerste voorbeeld: Stel dat iemand op een fluit speelt en stel dat iemand op een citer speelt, maar er zou geen verschil van geluid zijn. Hoe zou iemand dan kunnen weten welke het geluid van de citer is en welk het geluid van de fluit is? Dat zou onmogelijk zijn.
Het tweede voorbeeld: Stel dat er bazuin klinkt, die moet leiden dat iedereen zich klaarmaakt voor de strijd, maar die niet het duidelijke strijdgeluid maakt, wie zou zich dan klaarmaken voor de strijd? Niemand.
Dus ook, als het spreken in een tong niet wordt uitgelegd dan is er ook geen specifieke klank.
De klank van de tong wordt pas duidelijk als de tong wordt uitgelegd. En dan is er sprake van stichting, bemoediging en vermaning.
En zo gaat hij verder.
9 Evenzo, indien gij met uw tong geen verstaanbare volzin spreekt, hoe zal men het gesprokene begrijpen? Gij zoudt immers in de lucht spreken?
10 Er zijn wie weet hoe vele soorten van klanken in de wereld en niets is zonder zijn eigen klank.
11 Indien ik nu de betekenis van een klank niet ken, zal ik voor iemand, die spreekt een vreemde zijn en de spreker zal voor mij een vreemde zijn.
12 Zo moet ook gij, omdat gij naar geestelijke gaven streeft, trachten uit te munten tot stichting van de gemeente.
13 Derhalve moet hij, die in een tong spreekt, bidden, dat hij het moge uitleggen.
Evenzo, indien gij met uw tong geen verstaanbare volzin spreekt, hoe zal men het gesprokene begrijpen? Gij zoudt immers in de lucht spreken?
In vers 7 en 8 had Paulus al twee voorbeelden gegeven over het spreken in tongen zonder uitlegger, in dit vers geeft hij een derde voorbeeld.
Als iemand iets spreekt met zijn tong maar het is niet verstaanbaar, hoe zal iemand dit begrijpen. Het is als het ware hetzelfde als iemand die in de lucht spreekt.
Al deze woorden laten zien dat door tongen, talen, zonder uitlegger alleen maar de tongenspreker zelf werd gesticht. Dit doordat de persoon zelf wel wist dat hij of zij op deze manier door God werd gebruikt, maar het was ten diepste in de lucht spreken.
En daar werd niemand door gesticht. Dit in contrast tot profetie, daar werd de gemeente door gesticht, bemoedigd en vermaand.
Er zijn wie weet hoe vele soorten van klanken in de wereld en niets is zonder zijn eigen klank.
Om de woorden van de voorgaande verzen nog sterker te maken stelt Paulus dat alle klanken in de wereld een eigen unieke klank heeft.
Ja, alle klanken zijn te herleiden, tot de bron. Dat is een gegeven.
Ja, zo heeft alles een duidelijke klank. En door de klank kan men altijd weten wie of wat deze klank maakt.
Maar zo was het niet met het spreken in tongen. Het spreken in tongen was niet te herleiden, TENZIJ er een uitlegger bij is.
Indien ik nu de betekenis van een klank niet ken, zal ik voor iemand, die spreekt een vreemde zijn en de spreker zal voor mij een vreemde zijn.
En zo zijn er klanken, als de betekenis van een klank niet bekend is, dan kan niemand daar niets mee. De spreker heeft hier niets aan en degene die het aanhoort heeft er niets aan.
Niemand had er iets aan.
Zo was het ook met spreken in tongen zonder uitlegger. Als er geen uitlegger is, dan blijft alles in het vreemde.
Zo moet ook gij, omdat gij naar geestelijke gaven streeft, trachten uit te munten tot stichting van de gemeente.
En nu de toepassing van al deze woorden. Als iemand naar geestelijke gaven streeft dan is het goed om naar een gave te streven die de gemeente sticht.
(Natuurlijk was dit ook mogelijk met het spreken in tongen, alleen was dit afhankelijk van de uitlegger.)
Derhalve moet hij, die in een tong spreekt, bidden, dat hij het moge uitleggen.
En een tweede toepassing. Als iemand in een tong spreekt, moet hij ook bidden om het uit te leggen.
En zo blijft Paulus een hele belangrijke waarheid uiteenzetten. Als je naar geestelijke gaven streeft, streef dan naar een gave die de gemeente sticht.
Dit woord stichten heeft een belangrijke betekenis.
Het woord stichten, zoals in vers 3, 4, 5 en 12, is een woord dat komt van het Griekse woord “oikodome” en dit woord betekent “bouwen, opbouwen en/of oprichten”.
Ja, de gemeente zat nog in een “onvolmaakte fase” een fase die “ten dele” was. (1 Kor. 13: 8- 13)
De gemeente moest “de volmaakte” fase gaan bereiken.
Dit werd gedaan door “het stichtende werk van de apostelen, profeten, kennis en tongensprekers”.
En zo kon Paulus schrijven in Efeze 2:
19 Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods,
20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is.
21 In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here,
22 in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.
Ja, de gemeente werd “gesticht” (gebouwd) op het fundament van de apostelen en de profeten.
De zuivere leer voor de gemeente werd meer en meer geopenbaard, zodat het volmaakte zou komen. En dit zodat de volgende generaties gelovigen zich aan ditzelfde geopenbaarde woord zouden houden.
2 Tim. 3:
16 Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid,
17 opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.
---------------------------------------------------------------------------------------------
Ja, in de voorgaande verzen heeft Paulus duidelijk gemaakt dat alles in deze wereld een unieke en specifieke klank heeft. En omdat alles een specifieke en unieke klank heeft is alles te herkennen en kunnen we daarnaar handelen.
Maar zo was het niet met tongentaal, zonder uitlegger.
Tongentaal, zonder uitlegger, was als een klank die niet te onderscheiden was, dit omdat het niet begrepen werd.
In de volgende verzen gaat Paulus nog steeds door over dit onderwerp dat we al vanaf vers één aan het overdenken zijn. Het was beter om te profeteren dan om in tongen te spreken, dit omdat door profetie de gemeente werd gesticht, bemoedigd en vermaand. Door tongentaal, zonder uitlegger, was er geen stichting, bemoediging en vermaning, nee, er was alleen een hoorbare klank, maar die klank was totaal onduidelijk.
Dus, tenzij een tong werd uitgelegd, was het alleen stichtend voor de persoon die deze tong sprak, terwijl hij het zelf niet eens kon begrijpen.
En zo gaat Paulus weer verder:
14 Want indien ik bid in een tong, bidt mijn geest wel, maar mijn verstand blijft onvruchtbaar.
15 Hoe staat het dan? Ik zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand; ik zal lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand.
16 Want anders, indien gij een zegen uitspreekt met uw geest, hoe zal iemand, die als toehoorder aanwezig is, op uw dankzegging zijn amen spreken? Hij weet immers niet, wat gij zegt.
17 Want gij dankt wel goed, doch de ander wordt er niet door gesticht.
Want indien ik bid in een tong, bidt mijn geest wel, maar mijn verstand blijft onvruchtbaar.
Op dit punt geef ik even een aantal andere vertalingen van dit vers om het beeld duidelijker te krijgen.
Want als ik in een taal bid, dan bidt mijn geest, maar mijn verstand is onvruchtbaar. (Telos)
Want in zulk een toestand bidt mijn geest wel, maar mijn verstand heeft er geen deel aan. (WV 78)
Want als ik bidt in een vreemde taal, bidt mijn geest, maar mijn verstand is vruchteloos.
(Naardense vertaling)
Ondanks dat dit een wat lastige tekst is, zien we het in de eerste plaats in een context waarin Paulus bespreekt hoe tongentaal, zonder uitleg, geen enkele functie had.
In de tweede plaats zien we dan in dit vers weer iets geschreven wordt over het onderwerp onder discussie, namelijk, door profetie was er stichting, bemoediging en vermaning, maar door tongentaal werd alleen de persoon, die zelf in tongen sprak, gesticht.
Deze twee principes zijn de principes van deze context.
Als een persoon die in tongen bidt, spreekt, dan bad de geest van deze persoon wel, maar het verstand van deze persoon, en ook anderen, bleef onvruchtbaar.
Met andere woorden, als er iemand in tongen sprak dan gebeurde er wel iets in de geest van deze persoon zelf, maar er was geen vrucht voor hemzelf of anderen.
Dus, wat is dan de conclusie?
Hoe staat het dan? Ik zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand; ik zal lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand.
Als Paulus bidt wil hij bidden met zijn geest, maar ook bidden met zijn verstand.
Paulus wil dat beiden tot uiting komen, geest en verstand.
Zo ook, ik zal lofzingen met mijn geest , maar ook met mijn verstand.
Paulus wil ook in het lofzingen dat beiden tot uiting komen, geest en verstand.
Zo ook met het spreken in tongentaal, geest en verstand.
Maar, een tongenspreker zonder uitlegger, dat was alleen de geest die tot uiting kwam en niet het verstand.
En zo zit Paulus nog steeds op het belangrijke punt van tongentaal, als dat zonder uitlegger gebeurd dan is het een ongedefinieerde klank en het gebeurd alleen met de geest. In het verstand gebeurd niets.
Want anders, indien gij een zegen uitspreekt met uw geest, hoe zal iemand, die als toehoorder aanwezig is, op uw dankzegging zijn amen spreken? Hij weet immers niet, wat gij zegt.
En ook in dit vers weer het contrast tussen geest en verstand, of geest en het begrijpen van wat er gezegd wordt, dus stelt Paulus, “als iemand een zegen uitspreekt (alleen) met uw geest, hoe zal iemand amen zeggen op die dankzegging”?
En zo spreekt Paulus in deze verzen over iets wat met de geest word gedaan, tegenover iets dat door het verstand wordt begrepen. En zodoende sticht.
Iets wat alleen maar met de geest wordt gedaan en niet met het verstand kan worden verstaan, is nutteloos.
En zo was het spreken in tongentaal, zonder uitlegger, nutteloos.
Want gij dankt wel goed, doch de ander wordt er niet door gesticht.
En zo kan Paulus stellen, als iemand met de geest dankt, dan dankt deze persoon wel goed, maar anderen worden er niet door gesticht.
En dat was een belangrijke taak in de gemeente, stichting.
Maar dat gebeurde niet door tongensprekers, die zonder uitleg spraken.
Het was nutteloos.
En zo zien we, als we de grotere context weer overdenken, een belangrijk onderscheid tussen het spreken in tongen, zonder uitlegger, en profetie.
Door profetie werd de gemeente gesticht, bemoedigd en vermaand.
Daarom heeft Paulus in het eerste vers van dit hoofdstuk geschreven, als iemand naar geestelijke gaven streeft, streef dan naar het profeteren.
En dit alles staat in een grotere context van het feit dat de gemeente van Korinthe op een verkeerde manier omgingen met de gaven van de Geest, er werd gepocht, er werd gestreden over de beste gave, ja, er was veel onrecht in deze gemeente.
Ja, bovenal moesten ze naar de grootste gave gaan streven en dat was de gave van goddelijke liefde.
Ja, er zijn zoveel zaken in deze wereld, problemen van allerlei kleur en soort die niet opgelost worden door kennis, maar die volledig opgelost kunnen worden door liefde, goddelijke liefde.
En zo staan wij ook voor een uitdaging.
Nee, wij hoeven niet te strijden over het spreken in tongen, het profeteren of een goddelijke mate van kennis.
Die zijn opgehouden toen het volmaakte kwam. (1 Korinthe 13: 8- 13)
Maar wij staan ook voor een grote uitdaging. Hoe gaan we als broeders en zusters met elkaar om?
Ook als er soms verschil van inzicht is.
Gelovige, wat is jou doel?
Wat is jou grootste streven?
Kennis? Inzichten? Of liefde, goddelijke liefde?
Of een nog groter doel! Goede gedegen kennis, inzicht en dat gepaard met goddelijke liefde.
Ja, dat is de sleutel!!
Ga je mee?
--------------------------------------------------------------------------------------
In de voorgaande woorden, vers 14- 17, heeft Paulus duidelijke woorden gesproken aangaande het belang van wat iemand doet in de geest, dat dit verstaan wordt met het verstand.
Dit alles heeft Paulus geschreven om te laten zien dat spreken in tongen, zonder uitlegger, geen enkel nut heeft.
Ja, als iemand in een tong spreekt, zonder uitlegger, spreekt iemand alleen in zijn eigen geest en het eigen verstand begrijpt er niets van, laat staan het verstand van anderen.
En dat was nutteloos.
In dit alles zien we dat het waarschijnlijk zo was dat er in de gemeente van Korinthe wel in tongen gesproken werd, maar dat het vaak gebeurd zonder uitlegger.
Dit was nutteloos!! En dit bracht alleen maar scheiding en verwarring.
18 Ik dank God, dat ik meer dan gij allen in tongen spreek;
19 maar in de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken, om ook anderen te onderwijzen, dan duizenden woorden in een tong.
20 Broeders, weest geen kinderen in het verstand, maar in de boosheid; wordt in het verstand volwassen.
21 In de wet staat geschreven: Door lieden van een andere taal en door lippen van vreemden zal Ik tot dit volk spreken, en toch zullen zij naar Mij niet luisteren, zegt de Here.
22 Derhalve zijn de tongen een teken niet voor hen, die geloven, maar voor de ongelovigen; de profetie echter is niet voor de ongelovigen, maar voor hen, die geloven.
Ik dank God, dat ik meer dan gij allen in tongen spreek;
En ja, als het dan werkelijk ging over het spreken in tongen, dan was Paulus iemand die meer dan allen in tongen sprak.
Maar Paulus zou deze gave alleen maar gebruiken als er een uitlegger was.
Want met een uitlegger was het wel tot stichting. (Vers 27, 28)
maar in de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken, om ook anderen te onderwijzen, dan duizenden woorden in een tong.
Als Paulus dan spreekt over het spreken in tongen dan zegt hij dat het beter is om vijf woorden in de gemeente te spreken met het verstand, dan duizenden woorden in een tong.
Ja, dit laat ook zien dat één van de primaire redenen voor het samenkomen als gemeente onderwijzing is.
In de gemeente gaat het om groei.
Handl. 2:
41 Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd.
42 En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.
Koll. 3:
16 Het woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten.
17 En al wat gij doet met woord of werk, doet het alles in de naam des Heren Jezus, God, de Vader, dankende door Hem!
2 Tim. 3:
16 Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid,
17 opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.
Ja, en zo was het van belang dat er in de gemeente woorden gesproken werden die verstaanbaar waren, en dit tot stichting, bemoediging en vermaning.
Broeders, weest geen kinderen in het verstand, maar in de boosheid; wordt in het verstand volwassen.
En zo krijgt de gemeente van Korinthe een belangrijke waarschuwing. Naar gelang boosheid moeten ze kinderen worden en naar gelang verstand volwassen.
En ja, zo moeten we concluderen dat de gemeente van Korinthe eigenlijk uit veel kinderen bestond!! Kinderen die meer bezig waren om zichzelf te entertainen dan dat ze bezig waren als volwassenen elkaar te stichten, bemoedigen en te vermanen.
En zo was het geworden dat de gemeente meer bezig was met die dingen die uiterlijke show veroorzaakten, spreken in tongen, terwijl ze bezig moesten zijn met stichting, bemoediging en vermaning.
En ja, in veel zaken hadden de Korinthiers laten zien onvolwassen te zijn, verdeeldheid in de gemeente, hoofdstuk 1- 3, onvolwassen gedrag in relatie tot een zondaar in de gemeente, hoofdstuk 5, onvolwassenheid als ze elkaar naar de rechtbank brachten om geschillen recht te zetten, hoofdstuk 6, onvolwassenheid in het eten of niet eten van vlees aan afgoden geofferd, hoofdstuk 8 en 9, onvolwassenheid naar het dragen van een hoofdbedekking, hoofdstuk 11 en onvolwassenheid in relatie tot het avondmaal, hoofdstuk 11.
En nu de onvolwassenheid als het ging over de uitwerking van geestelijke gaven.
Ja, deze gelovigen behoorden bezig te zijn met zaken die naar volwassenheid zouden leiden.
In de wet staat geschreven: Door lieden van een andere taal en door lippen van vreemden zal Ik tot dit volk spreken, en toch zullen zij naar Mij niet luisteren, zegt de Here.
Vanuit deze woorden zien we in de eerste plaats dat het Oude Testament al over het spreken in tongen had gesproken, of in ieder geval dat Paulus die woorden gebruikt om een verband te stellen. De woorden die hier aangehaald worden komen uit Jesaja 28: 11, 12.
In die zin kunnen de aangehaalde woorden gegeven zijn door Paulus als bewijs om te laten zien dat God voor een tweede keer zou gaan spreken tot mensen door “de taal van een ander volk” dat zonder uitlegger niet te verstaan was, of het kan ook zijn dat Paulus deze woorden aanhaalt om te laten zien voor gelovigen het spreken in tongen niet het gewenste effect zou hebben.
Het tweede belangrijke aspect van dit vers is dat het boek van Jesaja door Paulus hier wordt aangehaald als “in de wet”.
Soms spreekt het nieuwe Testament over” de wet en de profeten”, (Matt. 7: 12; 11: 13; 22: 40) soms spreekt het nieuwe Testament over “de wet, de Psalmen en de profeten” (Lukas 24: 44) en in deze plaats zien we dat het geheel van het oude Testament “de wet” genoemd wordt. (Johannes 10: 34; 15: 25; Rom. 3: 19, 20)
Derhalve zijn de tongen een teken niet voor hen, die geloven, maar voor de ongelovigen.
In deze woorden zien we een tweede belangrijk onderscheid tussen profetie en het spreken in tongen.
Het eerste belangrijke onderscheid tussen profetie en het spreken in tongen hebben we gezien in vers 1- 21, profetie is een gave die sticht, bemoedigd en vermaand, het spreken in tongen, zonder uitlegger, is nutteloos.
Nu zien we het tweede belangrijke onderscheid, profetie is voor gelovigen en spreken in tongen is een teken primair voor ongelovigen.
En ja, zo lezen we in Markus 16:
16 Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.
17 Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuw tongen zullen zij spreken,
18 slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden.
19 De Here [Jezus] dan werd, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand Gods.
20 Doch zij gingen heen en predikten overal, terwijl de Here medewerkte en het woord bevestigde door de tekenen, die erop volgden.
Als we naar vers 20 kijken dan zien we hoe de apostelen overal heengingen en het woord “predikten”, terwijl “de Here medewerkte” en het woord bevestigde “door de tekenen die erop volgde”.
Ja, zo was spreken in tongen een beeld voor ongelovigen.
Als het woord gepredikt werd, werkte de Here mee door de tekenen, en bevestigde de prediking. En zo was spreken in tongen een teken voor ongelovigen, om hen te bewegen tot het geloof.
Dezelfde woorden vinden we in Hebreeën 2:
1 Daarom moeten wij te meer aandacht schenken aan hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven.
2 Want indien het woord, door bemiddeling van engelen gesproken, van kracht is gebleken, en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtmatige vergelding heeft ontvangen,
3 hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Here, en door hen, die het gehoord hebben, op betrouwbare wijze ons is overgeleverd,
4 terwijl ook God getuigenis daaraan geeft door tekenen en wonderen en velerlei krachten en door de Heilige Geest toe te delen naar zijn wil.
En we zien het effect van spreken in tongen als teken voor ongelovigen ook in, Handelingen 2: 1- 13; Handelingen 10: 44- 48; Handl. 11: 15- 18
De profetie echter is niet voor de ongelovigen, maar voor hen, die geloven.
En zo gaat Paulus dan spreken over profetie. Profetie was niet voor ongelovigen, maar primair voor hen die geloven.
En ja, we hebben eerder gezien dat profetie een gave was die stichting, bemoediging en vermaning bracht aan de gemeente. En dat was tot veel nut!
Dat zou leiden dat gelovigen in de sporen van Christus zouden treden.
Romeinen 8:
29 Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen;
Dus, in deze woorden hebben we het tweede onderscheid gezien tussen spreken in tongen en profetie. Profetie was voor gelovigen en het spreken in tongen was voor ongelovigen.
-------------------------------------------------------------------------------------------
In de voorgaande woorden, vers 18- 22, hebben we gezien hoe Paulus laat zien dat profetie een gave was voor gelovigen, dit omdat profetie de gemeente stichtte, bemoedigde en vermaande.
Anderzijds heeft Paulus laten zien dat het spreken in tongen een gave was voor ongelovigen.
Door het spreken in tongen, wat het spreken van een andere taal is, zouden ongelovigen tot geloof komen, als zij Gods kinderen zouden horen spreken over de grote daden Gods.
We zien daar getuigenis van in Handelingen 2.
Handl. 2:
5 Nu waren er Joden te Jeruzalem woonachtig, vrome mannen uit alle volken onder de hemel;
6 en toen dit geluid gekomen was, liep de menigte te hoop en verbaasde zich, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken.
7 En buiten zichzelf van verwondering zeiden zij: Zie, zijn niet al dezen, die daar spreken, Galileeers?
8 En hoe horen wij hen dan een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn?
9 Parten, Meden, Elamieten, inwoners van Mesopotamie, Judea en Kapadocie, Pontus en Asia,
10 Frygie en Pamfylie, Egypte en de streken van Libie bij Cyrene, en hier verblijvende Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten,
11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken.
En zo gaan we verder.
23 Indien dan de gehele gemeente bijeengekomen is en allen in tongen spreken, en er komen toehoorders of ongelovigen binnen, zullen zij niet zeggen, dat gij wartaal spreekt?
24 Maar als allen profeteren en er komt een ongelovige of toehoorder binnen, dan wordt hij door allen weerlegd, wordt hij door allen doorgrond,
25 het verborgene van zijn hart komt aan het licht en hij zal zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden, dat God inderdaad in uw midden is.
26 Hoe staat het dan, broeders? Telkens als gij samenkomt, heeft ieder iets: een psalm of een lering of een openbaring of een tong of een uitlegging; dat alles moet tot stichting geschieden.
Indien dan de gehele gemeente bijeengekomen is en allen in tongen spreken, en er komen toehoorders of ongelovigen binnen, zullen zij niet zeggen, dat gij wartaal spreekt?
Dus ja, inderdaad, nu de toepassing van alles wat er gezegd is.
Stel dat de gehele gemeente bijeen is gekomen en een ieder spreekt in tongen, (zonder uitlegger) en er komen toehoorders of ongelovigen binnen, wat zullen zij dan niet zeggen?
Zij zouden stellen dat dit allemaal wartaal is.
Ze zouden er niets van begrijpen. Net zo goed als een citer en een fluit dezelfde klank zouden geven, dan zou niemand weten wat de citer is en wat de fluit is.
Zo ook als iemand, of de gehele gemeente, in tongen spreekt.
Zonder uitlegger zou het allemaal overkomen als wartaal.
Ja, het is duidelijk dat de gelovigen in de gemeente van Korinthe vaak gebruik maakten van hun gave om in tongen te spreken, om te pronken, maar het was nutteloos.
Maar als allen profeteren en er komt een ongelovige of toehoorder binnen, dan wordt hij door allen weerlegd, wordt hij door allen doorgrond, het verborgene van zijn hart komt aan het licht en hij zal zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden, dat God inderdaad in uw midden is.
Daarentegen, als iemand profeteert , en er komt een ongelovige of een toehoorder binnen, dan zou er iets heel anders gebeuren.
Wat was het effect als er werd geprofeteerd en er zouden ongelovigen of toehoorders binnenkomen? Dan zouden de mensen die als ongelovige of als toehoorder binnenkwamen heel anders zijn. Ze zouden 1) weerlegd worden, 2) ze zouden doorgrond worden, 3) het verborgene van zijn hart zou aan het licht komen, 4) hij zal zich ter aarde werpen, 5) hij zou God aanbidden en 6) hij zou belijden dat God inderdaad in het midden is.
Met andere woorden, in deze woorden zien we het verschil tussen in tongen spreken, zonder uitlegger, en het profeteren in de gemeente in relatie tot mensen die de gemeente zouden binnenkomen als ongelovigen of als toehoorders.
Tongen zonder uitlegger zou betekenen dat deze ongelovigen en toehoorders zouden zeggen, “wat is dit voor wartaal”. Met profetie was dit heel anders. Ze zouden 1) weerlegd worden, 2) ze zouden doorgrond worden, 3) het verborgene van zijn hart zou aan het licht komen, 4) hij zal zich ter aarde werpen, 5) hij zou God aanbidden en 6) hij zou belijden dat God inderdaad in het midden is.
Nu, nadat we al deze verzen, vanaf vers 1 tot vers 25 gelezen hebben, nu zien we ook de diepe waarheid van de woorden van Paulus aangaande het verschil tussen tongen en profetie.
Nu begrijpen we ook veel meer waarom hij schreef in vers 1: “Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren”.
Hoe staat het dan, broeders? Telkens als gij samenkomt, heeft ieder iets: een psalm of een lering of een openbaring of een tong of een uitlegging; dat alles moet tot stichting geschieden.
En zo komt Paulus tot een eerste conclusie.
Als de gemeente samenkomt dan heeft elk lid iets. De ene een Psalm, de andere een openbaring, de andere ene tong, de andere een uitleg etc.
Maar, het allerbelangrijkste? Alles moet tot stichting gebeuren.
Dat was de sleutel. En dat is nog steeds de sleutel.
Wat er ook maar gebeurd, alles moet zijn tot stichting, bemoediging en vermaning.
Hier zien we het ware doel van gemeente zijn. Hier zien we wat de ware gemeente behoort te zijn en hoe het in een gemeente hoort te verlopen.
Alles moet tot stichting, opbouw, gebeuren.
Romeinen 14:
19 Zo laten wij dan najagen hetgeen de vrede en de onderlinge opbouwing bevordert.
Efeze 4:
11 En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars,
12 om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus,
13 totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus.
14 Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt,
15 maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus.
16 En aan Hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde.
-------------------------------------------------------------------------------------------
In de voorgaande verzen, vers 1- 26, heeft Paulus twee belangrijke verschillen laten zien tussen spreken in tongen en het profeteren.
In de eerste plaats was profetie tot stichting, bemoediging en vermaning, het spreken in tongen was nutteloos. (Dit uitgaande van het feit dat het niet werd uitgelegd)
Het tweede verschil is dat spreken in tongen primair voor ongelovigen was en profetie was primair voor gelovigen.
In het laatste vers van het vorige deel, vers 26 hebben we gezien, hoe Paulus nadruk legt op het principe dat wat er in de gemeente ook maar gedaan word, een Psalm, een lering, een openbaring, een tong of een uitleg, alles behoorde tot stichting te gebeuren.
En zo leren we uit dit hoofdstuk dat er in de gemeente van Korinthe veel waren die in tongen spraken, maar zich niet bekommerde om het feit dat deze tongen zorgvuldig uitgelegd behoorde te worden, voordat dit ook stichtend was.
Ja, daar zat de fout van de gemeente, ze spraken wel in tongen, maar dit alles was zonder uitlegger en dat was nutteloos. Het was wel een mooie show, maar het had geen nut.
En zo gaat Paulus in de volgende twee verzen leidende principes geven hoe de vroege gemeente hoorde te handelen in relatie tot het spreken in tongen.
En in het derde vers gaat hij leidende principes geven aangaande profetie.
Ga je mee?
27 Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat een uitleg geven.
28 Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken.
29 Wat de profeten betreft, twee of drie mogen het woord voeren, en de anderen moeten het beoordelen.
Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat een uitleg geven.
Zeer duidelijk en krachtig. Een kind kan het begrijpen!!
Maar heel veel mensen, zelfs hen die zeggen gelovig te zijn, weten deze woorden niet eens te vinden! Laat staan toe te passen!
Paulus stelt dat als er in tongen wordt gesproken, dat er drie belangrijke punten zijn, 1) laten het er twee, ten hoogste drie zijn, 2) ieder hoort op zijn beurt te spreken, met andere woorden, er spreekt er één tegelijk en 3) laat er een uitlegger zijn.
Dit is duidelijk. Dit is wat Paulus, onder inspiratie van de Geest ons leert. In de vroege gemeente, voordat het volmaakte kwam, hoe hoorde men met het spreken in tongen om te gaan? Dit onder invloed van drie belangrijke waarheden. 1) laten het er twee, ten hoogste drie zijn, 2) ieder hoort op zijn beurt te spreken, met andere woorden, er spreekt er één tegelijk en 3) laat er een uitlegger zijn.
Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken.
In dit vers geeft Paulus een tweede belangrijke waarheid.
Als er geen uitlegger is, dan moet men zwijgen in de gemeente.
Zeer krachtig en duidelijk! Een kind kan de was doen.
Maar ook hier, zelfs in dagen als er geen spreken in tongen meer is, claimen sommigen in tongen te kunnen spreken maar ze passen niet eens de Bijbelse regels toe.
En ja, als de uitlegger er niet was, dan moet men zwijgen, en alleen tot zichzelf en tot God spreken.
Wat de profeten betreft, twee of drie mogen het woord voeren, en de anderen moeten het beoordelen.
En ja, ook aangaande profetie geeft Paulus belangrijke principes.
Als profeten spreken, 1) twee of drie mogen spreken, en 2) anderen moeten het beoordelen.
Dit laat ook weer een hele belangrijke waarheid zien aangaande profetie.
Profetieën behoorden beoordeeld te worden.
1 Korinthe 12:
8 Want aan de een wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en aan de ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest;
9 aan de een geloof door dezelfde Geest en aan de ander gaven van genezingen door die ene Geest;
10 aan de een werking van krachten, aan de ander profetie; aan de een het onderscheiden van geesten, en aan de ander allerlei tongen, en aan weer een ander vertolking van tongen.
En ja, zo leren we vanuit het nieuwe Testament dat er niet alleen profeten waren die profetieën uitspraken. Maar deze zaken werden niet zonder meer geaccepteerd.
Deze zaken moesten “onderscheiden” worden.
Het woord onderscheiden komt van het Griekse woord “diakrisis” en dit woord betekent “onderscheiden, beslissen of beoordelen”.
Ja, elke profetie kon beoordeeld worden.
En zo stelt Paulus in het boek van Tessalonisenzen:
1 Tess. 5:
19 Dooft de Geest niet uit,
20 veracht de profetieën niet,
21 maar toetst alles en behoudt het goede.
Ja, alles wat de gelovigen kregen, door tong, door profetie, of wat dan ook maar, alles moest getoetst worden.
Ja, de vroege gemeente, was een groep van mensen die niet zonder meer alles accepteerden.
Wat zei Jezus in Matteus 24?
4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide!
5 Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden.
6 Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet.
7 Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn.
8 Doch dat alles is het begin der weeen.
9 Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil.
10 En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten.
11 En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden.
En misschien wel de grootste waarschuwing in Matteus 7:
13 Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan;
14 want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden.
15 Wacht u voor de valse profeten, die in schapevacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven.
16 Aan hun vruchten zult gij hen kennen: men leest toch geen druiven van dorens of vijgen van distels?
21 Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is
22 Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan?
23 En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.
24 Een ieder nu, die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots.
25 En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, en het viel niet in, want het was op de rots gegrondvest.
26 En een ieder, die deze mijn woorden hoort en ze niet doet, zal gelijken op een dwaas man, die zijn huis bouwde op het zand.
27 En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het viel in, en zijn val was groot.
Ja, voordat het volmaakte kwam en tongen, profetie en kennis zouden stoppen, waren er leidende principes aangaande het spreken in tongen en profetie.
En deze werden niet gehonoreerd in de gemeente van Korinthe.
--------------------------------------------------------------------------------------------
In de voorgaande verzen, vers 27- 29 hebben we gezien hoe Paulus zeer gedetailleerd beschrijft hoe de gemeente om hoort te gaan met het spreken in tongen en met profetie.
Aangaande het spreken in tongen zegt Paulus: “Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat een uitleg geven. Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken”.
Aangaande profetie zegt Paulus: “Wat de profeten betreft, twee of drie mogen het woord voeren, en de anderen moeten het beoordelen”.
Dit zijn belangrijke en duidelijke woorden. En ja, deze golden voor de vroege gemeente, totdat het volmaakte kwam. Het volmaakte is het volledige nieuwe Testament, de waarheid die een mens vrijmaakt. (1 Korinthe 13: 8- 13, Jac. 1: 25))
En zo gaan we verder.
30 Maar indien aan een ander, die daar gezeten is, een openbaring ten deel valt, moet de eerste zwijgen.
31 Want gij kunt alleen een voor een profeteren, opdat allen lering en allen opwekking erdoor ontvangen.
32 En de geesten der profeten zijn aan de profeten onderworpen,
33 want God is geen God van wanorde, maar van vrede.
Maar indien aan een ander, die daar gezeten is, een openbaring ten deel valt, moet de eerste zwijgen.
In vers 29 heeft Paulus gesproken aangaande profetie en heeft hij aangegeven dat als er geprofeteerd werd, dan behoorde er twee of drie te spreken, en anderen behoorden dit te beoordelen.
In dit vers voegt Paulus daaraan toe dat, als er geprofeteerd wordt, en iemand anders die daar gezeten is een openbaring ten deel valt, dan moet de eerste zwijgen.
Dit laat zien dat er met profetie, ook altijd maar één tegelijk mocht spreken.
Dit alles laat zien dat het spreken in tongen en het profeteren op een zeer zorgvuldige en duidelijke manier behoorde te gebeuren.
Het laat ook zien dat het spreken in tongen en het profeteren gaven waren waarin de spreker in controle behoorde te zijn.
In die woorden dat, in tongen spreken behoorde altijd te gebeuren met een uitlegger.
Als er geen uitlegger was moest zo iemand zwijgen.
Dit laat zien dat er complete controle was over deze gave.
Een ook aangaande het profeteren. Ook dit moest ten allen tijde beoordeeld worden.
Ook hier zien we complete controle over deze gave.
Dit staat natuurlijk in schril contrast tot wat heden ten dage geclaimd wordt aangaande het spreken in tongen en profetie.
In de eerste plaats behoorde het spreken in tongen, profetie en speciale kennis toe aan de tijd dat de gemeente in een onvolmaakte staat fungeerde.
Dus, kan het ook niet meer en hoeft het ook niet meer.
In de tweede plaats, als er dan in tongen gesproken wordt of geprofeteerd wordt, dan gebeurd dit vaak ongecontroleerd, zonder uitleg en zonder beoordeling.
Want gij kunt alleen een voor een profeteren, opdat allen lering en allen opwekking erdoor ontvangen.
En zo zien we de conclusie van vers 29 en 30, ook in het profeteren mocht er maar één spreken. Met als doel dat allen lering en opwekking erdoor zouden ontvangen.
Er worden hier twee belangrijke woorden gebruikt, lering en opwekking.
Het woord lering komt van het Griekse woord “manthano” en dit woord betekent “leren en kennis vermeerderen”.
Het woord opwekking komt van het Griekse woord “parakaleo” en dit woord betekent “om toegesproken te worden, met als doel bemoediging en vermaning”.
Dit was en is ten diepste het doel van alles wat God bewerkt.
Alles wat God doet in de gemeente, onder Zijn kinderen, is gericht op lering, onderricht, verdieping, bemoediging en vermaning van ons geloof. Groei! Dat is essentieel in het geloof.
1 Petrus 2:
1 Legt dan af alle kwaadwilligheid, alle bedrog, huichelarij, afgunst en alle kwaadsprekerij,
2 en verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor moogt opwassen tot zaligheid,
3 indien gij geproefd hebt, dat de Here goedertieren is.
4 En komt tot Hem, de levende steen, door de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en kostbaar,
5 en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus.
En de geesten der profeten zijn aan de profeten onderworpen.
Met dit vers zien we hoe Paulus nog dieper aangeeft hoe de profeet of de tongenspreker in controle was van zichzelf, van zijn eigen geest.
Ja, de geest van de profeet was onderworpen aan de profeet.
Dit laat zien dat het innerlijk (de geest van de profeet) in controle was. Onderworpen was.
Er was complete controle over de gegeven gave.
Want God is geen God van wanorde, maar van vrede.
En zo brengt Paulus dit alles tot een conclusie, door te stellen dat God, de gever van de gaven een God is van vrede en niet van wanorde.
Alles wat God werkt en bewerkt gaat altijd met een orde en met vrede.
In dit geval moesten de tongensprekers en de profeten realiseren dat zij hunzelf, hun geest, onder controle behoorde te houden en dat alles in de gemeente behoorde te geschieden in orde en in vrede.
Door deze woorden zien we dat er in de gemeente wanorde was.
Waarschijnlijk was het zo dat tongensprekers zomaar begonnen te spreken, zonder uitlegger, en dit alles gaf wanorde.
En zo stelt Paulus zaken op orde.
Aangaande het spreken in tongen zegt Paulus: “Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat een uitleg geven. Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken”.
Aangaande profetie zegt Paulus: “Wat de profeten betreft, twee of drie mogen het woord voeren, en de anderen moeten het beoordelen”.
-------------------------------------------------------------------------------------
In de eerste 33 verzen van dit hoofdstuk heeft Paulus duidelijke regels gegeven aangaande het spreken in tongen en het profeteren.
En dit was de conclusie:
Aangaande het spreken in tongen zegt Paulus: “Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat een uitleg geven. Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken”.
Aangaande profetie zegt Paulus: “Wat de profeten betreft, twee of drie mogen het woord voeren, en de anderen moeten het beoordelen”.
Ja, alles aangaande het spreken in tongen en het profeteren behoorde op een ordelijke en vredevolle manier te gebeuren. Zodat alles tot stichting en opbouw van de gemeente zou zijn.
Hij eindigt dan deze woorden door te stellen dat God een God is van orde en van vrede. Dus ja, in de gemeente hoort ook orde en vrede te zijn.
Als Paulus dan over dit thema spreekt, orde en vrede, dan heeft hij nog meer woorden te delen.
Ga je mee?
34 Zoals in alle gemeenten der heiligen moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt.
35 En als zij iets willen te weten komen, moeten zij thuis haar mannen om opheldering vragen; want het staat lelijk voor een vrouw te spreken in de gemeente.
Zoals in alle gemeenten der heiligen moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt.
Als Paulus dan spreekt over de samenkomsten van de gemeente, en dit in relatie tot het feit dat God een God van orde en vrede is, dan geeft Paulus een tweede belangrijk woord.
Ja, als de gemeente samenkomt dan behoren de vrouwen in de gemeente te zwijgen.
Of zoals hij verder aanvult: “het is haar niet vergund om te spreken”.
En in relatie tot het niet spreken zegt Paulus, “zij moet ondergeschikt blijven” en geeft hij aan, “zoals ook de wet zegt”.
(Dus, wat stelt de wet? De wet stelt dat een vrouw ondergeschikt is aan de man en dat wordt gekoppeld aan de eerste woorden van dit vers, “het is haar niet vergund om te spreken”.
In die zin zijn we niet op zoek naar woorden, in de wet, die stellen dat een vrouw niet mag spreken, maar we zijn op zoek naar de woorden dat een vrouw ondergeschikt is.)
Als we dan gaan nadenken over de wet, de boeken Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium, dan vinden we die woorden in Genesis 3.
Genesis 3:
16 Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermeerderen de moeite uwer zwangerschap; met smart zult gij kinderen baren en naar uw man zal uw begeerte uitgaan, en hij zal over u heersen.
Ja, als we gaan nadenken over de “ondergeschiktheid van de vrouw” dan komt dit al vanuit de scheppingorde.
En deze ondergeschiktheid wordt in deze passage in verband gebracht met “en naar uw man zal uw begeerte uitgaan”.
In dit alles zien we dat God de man en de vrouw, in de schepping, verschillende rollen heeft gegeven. De man heeft een positie gekregen van leiding en de vrouw een positie van ondergeschiktheid.
We hebben hier ook al iets van gezien in het elfde hoofdstuk van Korinthe.
1 Korinthe 11:
1 Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg.
2 Ik prijs het in u, dat gij in alles aan mij gedachtig blijft en aan de overleveringen zo vasthoudt, als ik ze u overgegeven heb.
3 Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God.
Vanuit deze gedachte heeft elk mens een hoofd. Het hoofd van de man is Christus, en het hoofd van de vrouw is de man.
En zo leert Paulus in dit vers in dat het in de gemeente voor een vrouw niet vergund is om te spreken.
In de tweede plaats zien we hier ook dat Paulus spreekt over “zoals in alle gemeenten der heiligen”.
Ja, Paulus leerde in elke gemeente hetzelfde. Alle apostelen en leiders leerden hetzelfde in alle gemeenten. (1 Kor. 4: 17; 7: 17)
En als zij iets willen te weten komen, moeten zij thuis haar mannen om opheldering vragen; want het staat lelijk voor een vrouw te spreken in de gemeente.
Als Paulus duidelijk wil maken dat het een vrouw niet vergund is om te spreken in de samenkomsten van de gemeente, voegt hij daaraan in dit vers nog meer woorden aan toe.
Als een vrouw iets te weten wil komen dan moet zij thuis haar man vragen. Dit omdat het lelijk staat voor een vrouw om te spreken in de gemeente.
Dit zijn hele belangrijke en duidelijke woorden.
Deze woorden worden vaak uitgelegd op een verkeerde wijze.
Vaak worden deze woorden uitgelegd als dat een vrouw minderwaardig zou zijn.
Maar dat is totaal niet het geval! Verre van dat!
In de Bijbel leren we dat man en vrouw door God zijn geschapen en beiden uniek zijn als Zijn werk.
Maar anderzijds leren we wel dat God de man en vrouw beiden een unieke verantwoordelijkheid heeft gegeven. Beiden hebben ze hun eigen rol gekregen. Maar in die rolverdeling is er wel een onderscheid. De man en de vrouw krijgen in de Bijbel hun eigen unieke taken toegewezen.
Vanuit de schepping zien we dat de man de taak is gegeven om te werken, om in het zweet des aanschijns zijn brood te verdienen. Anderzijds leren we uit de schepping dat de vrouw de positie heeft gekregen om in het gezin een hoofdelijke taak te zijn. (Genesis 3: 16- 19; Spreuken 31: 10- 31; 1 Tim. 2: 8- 15)
Beide taken zijn essentieel en heel belangrijk.
Moederschap wordt vaak onderschat. Het word ondergewaardeerd en het word zelfs belachelijk gemaakt.
Maar hoe belangrijk is een goede vader? Hoe belangrijk is een goede moeder?
Hoe belangrijk is een vader die echt aanwezig is en aandacht geeft aan zijn vrouw en zijn gezin?
Hoe belangrijk is het dat er een moeder is die echte aandacht geeft aan haar man en aan haar gezin?
Wat zien we vandaag de dag? We zien zoveel gebroken gezinnen en verwonde kinderen. Veel kinderen groeien op zonder echte aanwezige vaders en moeders. En wat is het resultaat?
Het resultaat is chaos.
Hoe kan deze chaos weer hersteld worden? God terug in onze levens, naar Zijn wil. Aanwezige vaders en moeders!
Vaders en moeders die hun taken serieus nemen!
Vaders en moeders die echt tijd en aandacht voor hun kinderen hebben!
Dit vraagt om gelovigen die durven te geloven in het volmaakte plan van God.
Dit vraagt om gelovigen die durven te staan voor Gods plan voor het huwelijk.
Dit vraagt om een man die zijn werkelijke mannelijkheid durft te omarmen en het vraagt om een vrouw die haar werkelijke vrouwelijkheid durft te omarmen.
Op naar een maatschappij waar God en het gezin centraal staat.
-----------------------------------------------------------------------------------------
In de voorgaande verzen van dit hoofdstuk, 1- 32, heeft Paulus duidelijke richtlijnen gegeven aangaande het spreken in tongen en het profeteren in de gemeente.
Daarnaast heeft Paulus in vers 33- 35 duidelijke richtlijnen gegeven aangaande de positie van de man en de vrouw in de samenkomsten van de gemeente.
In de gemeente was het een vrouw niet vergund om te spreken.
Als zij iets wilde weten behoorde zij het haar man thuis te vragen.
Te midden van deze twee zaken heeft Paulus duidelijk aangegeven: “want God is geen God van wanorde, maar van vrede”.
Dat was de basis voor de woorden van Paulus. In alles wat God doet, is God een God van orde en van vrede.
In de volgende woorden, vers 36- 40, gaat Paulus een mate van confrontatie aan met de gelovigen van de gemeente van Korinthe.
Wat lezen we in de tweede brief aan Korinthe?
2 Korinthe 10:
12 Want wij durven ons niet tellen onder of stellen naast sommigen van hen, die zichzelf aanprijzen. Maar zij meten zich af naar en vergelijken zich met zichzelf, zonder het zelf te begrijpen.
13 Wij daarentegen zullen in ons roemen de perken niet te buiten gaan, maar binnen de perken van de regel, die God ons als beperking gesteld heeft, ook u bereiken.
De gemeente had een vrij hoge dunk van zichzelf en ze beschuldigden Paulus van een gebrek aan geestelijkheid. (Hfst. 4: 3)
Ja, sommigen van de Korinthiers stelden zichzelf en hun eigen ervaringen tot norm.
Ze wilden ten diepste niet luisteren naar de woorden van Paulus.
En zo gaat Paulus verder.
36 Of is het woord Gods bij u begonnen? Of heeft het alleen u bereikt?
37 Indien iemand meent een profeet of geestelijk mens te zijn, laat hij dan wel weten, dat hetgeen ik u schrijf, een gebod des Heren is.
38 Maar als iemand hiermede niet rekent, dan wordt met hem niet gerekend.
39 Zo dan, mijn broeders, streeft ernaar te profeteren, en belemmert het spreken in tongen niet.
40 Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden.
Of is het woord Gods bij u begonnen? Of heeft het alleen u bereikt?
En zo stelt Paulus een belangrijke vraag. Als jullie zo verheven zijn! Als jullie jezelf zo aanprijzen! Is het woord van God bij jullie begonnen? Of heeft het alleen u bereikt?
En beide vragen worden beantwoord met het woord “ NEE”.
Het woord was juist aan Paulus, de andere apostelen en profeten gegeven.
We hebben hier uitvoerig over gelezen in de eerste vier hoofdstukken.
1 Korinthe 4:
1 Zo moet men ons beschouwen: als dienaren van Christus, aan wie het beheer van de geheimenissen Gods is toevertrouwd.
2 Voor zulke beheerders is dit tenslotte het vereiste: betrouwbaar te blijken
3 Nu raakt het mij zeer weinig, of ik al door u of door enig menselijk gericht beoordeeld word. Ja, ook mijzelf beoordeel ik niet.
Nee, het woord van God was niet bij de gemeente van Korinthe begonnen.
Het was begonnen met de apostelen en de profeten. Dat waren de dienaren van God die “het volmaakte” kwamen brengen. En ze hebben dit ook gebracht.
Indien iemand meent een profeet of geestelijk mens te zijn, laat hij dan wel weten, dat hetgeen ik u schrijf, een gebod des Heren is.
En zo moet Paulus de gemeente corrigeren. Alles wat Paulus schreef was een gebod van de Here.
En als iemand meende een profeet of geestelijk te zijn, dan moest deze persoon daarmee rekening houden.
Het woord van God was niet bij hen begonnen. En, alles wat Paulus leerde waren de geboden van de Heer.
De woorden van dit vers herinneren ons ook aan de woorden van hoofdstuk 3 en hoofdstuk 8. Daar zien we woorden van gelijke aard.
1 Korinthe 3
18 Laat niemand zichzelf misleiden! Indien iemand onder u meent wijs te zijn in deze tijd, hij worde dwaas, om wijs te worden.
1 Korinthe 8:
2 Indien iemand zich inbeeldt enige kennis verworven te hebben, dan heeft hij nog niet leren kennen, zoals het behoort;
3 maar heeft iemand God lief, dan is deze door Hem gekend.
Maar als iemand hiermede niet rekent, dan wordt met hem niet gerekend.
Naardense vertaling:
Als iemand dit negeert, die worde zelf genegeerd.
Telos vertaling:
Maar is iemand onwetend, hij zij onwetend.
En zo komt Paulus tot een belangrijke waarschuwing.
Iemand kan of rekening houden met wat ik schrijf, of iemand kan daar geen rekening mee houden.
Maar als iemand geen rekening houdt met de woorden van Paulus, dan moet deze persoon rekening houden met het feit dat de woorden van Paulus de woorden van God zijn.
En dan zal met deze persoon niet worden gerekend. Of, als iemand dit negeert, dan zal deze persoon genegeerd worden. Is hij onwetend? Hij zij onwetend!
Zo dan, mijn broeders, streeft ernaar te profeteren, en belemmert het spreken in tongen niet.
En zo komt Paulus tot een conclusie. In de eerste woorden van dit hoofdstuk had Paulus geschreven: “Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren”.
Nu alles is uitgelegd waarom de gelovigen vooral zouden moeten streven naar profetie, komt Paulus in dit vers weer terug op dezelfde woorden: “Zo dan, mijn broeders, streeft ernaar te profeteren, en belemmert het spreken in tongen niet”.
Profetie zou de belangrijkste gave moeten zijn, maar het spreken in tongen mocht niet belemmerd worden. Ook dat had een belangrijke functie! Maar altijd met uitleg en met orde en vrede.
Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden.
Maar, wat er ook maar gedaan werd in de samenkomst, alles behoorde betamelijk en in goede orde te geschieden.
Het woord orde in deze zin komt van het Griekse woord “taxis” en dit woord betekent “regeling, ordening of vastgestelde orde”.
Ja, in Gods gemeente gebeurd alles met een orde, met een ordening, zoals God dit heeft bepaald.
1 Tim. 3:
15 Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid.
2 Tim. 3:
16 Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid,
17 opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.
Ja, alles hoorde met orde en vrede te geschieden.
En zo is het nog steeds.
Copyright © 2017 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by R081N
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX.nl