In het zevende hoofdstuk heeft Paulus hele specifieke vragen beantwoord aangaande het huwelijk van twee gelovigen, aangaande huwelijken tussen een gelovige en een niet gelovige en vragen in relatie tot “de bestaande nood” waar de gemeente in Korinthe mee te maken had.
In dit volgende hoofdstuk, hoofdstuk 8, gaat Paulus verder om vragen te beantwoorden aangaande offervlees en het eten van offervlees.
De gedachten van dit hoofdstuk gaan ten diepste door tot aan hoofdstuk 11 vers 1.
-----------------------------------------------------------------------------------------
In dit hoofdstuk gaan we nadenken over vragen aangaande vlees wat aan afgoden geofferd was.
1 Korinthe 8
1 Wat het offervlees aangaat, wij weten, dat wij allen kennis bezitten. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht.
2 Indien iemand zich inbeeldt enige kennis verworven te hebben, dan heeft hij nog niet leren kennen, zoals het behoort;
3 maar heeft iemand God lief, dan is deze door Hem gekend.
Wat het offervlees aangaat, wij weten, dat wij allen kennis bezitten.
Ja, in de stad van Korinthe was het een bekend fenomeen dat vlees aan afgoden werd geofferd en een deel van het vlees werd daarna op de markt verkocht. (Ongeveer een kwart van het geofferde vlees werd werkelijk geofferd. De rest van het vlees werd naar de markt gebracht en daar verkocht voor consumptie.)
En zo ontstonden er vragen rondom dit principe hoe Christenen daarmee om behoorden te gaan. Mochten Christenen dit vlees eten? Of konden ze hier niet van eten?
Dat waren belangrijke vragen.
En dit staat natuurlijk ook in het licht van het feit dat de vroege gemeente bestond uit gelovigen met een Joodse achtergrond en met een heidense achtergrond.
Joden hadden een achtergrond die bestond uit het niet eten van alle vlees dat God onrein had verklaard. (Leviticus 11)
En zo spreekt Paulus over alle gelovigen dat zij kennis hadden aangaande het eten of het niet eten van vlees dat geofferd was aan een afgod.
Het woord vertaald “kennis” is het Griekse woord “gnosis” en dit woord betekent “een kennis die verworven is”.
En ja, zo had elke gelovige een “kennis die verworven was” aangaande het wel of niet eten van vlees dat op de markt werd verkocht dat geofferd was aan een afgod.
Maar goed, de ene zei dat het wel mocht, de andere zei dat het niet kon volgens zijn eigen geweten, maar die kennis op zich zou niets oplossen. Er was meer nodig dan deze kennis alleen.
De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht.
Ja, wat doet kennis? Wat doet een “kennis die verworven is” op zich?
Helemaal niets. Twee gelovigen konden zo in gesprek gaan en beiden hun eigen verworven kennis laten spreken, maar dat bracht hen niet bij elkaar. En dan kon de ene wel eten van het offervlees en de andere niet. Er was iets anders nodig! Wat zou hen wel bij elkaar brengen? Broederlijke liefde.
Er zijn drie belangrijke woorden hier in deze tekst, het woord opgeblazen, het woord liefde en het woord sticht.
Het woord opgeblazen komt van het Griekse woord “phusioo” en dit woord betekent “iets dat opzwelt” en dan “hoogmoedig of hooghartig”.
Dus ja, wat doet kennis? Kennis op zich maakt iemand opgeblazen, het maakt iemand hoogmoedig.
Het woord liefde komt van het Griekse woord “agape” en dit woord betekent, “de andere goedgezind zijn”.
Kennis maakt opgeblazen, maar wat doet “agape” liefde?
Deze liefde is de ander goedgezind?
Aha, nu gaat een muur doorbroken worden!
Het woord sticht komt van het Griekse woord “oikodomeo” en dit woord betekent “een huis bouwen” of “iets oprichten”.
Als kennis en “agape” liefde samenkomen, daar wordt gebouwd, daar wordt iets opgericht. En is dat niet de opdracht voor alle gelovigen? Van alle tijden? Wat schreef Paulus in Romeinen?
Romeinen 15:
1 Wij, die sterk zijn, moeten de gevoeligheden der zwakken verdragen en niet onszelf behagen.
2 Ieder onzer trachte zijn naaste te behagen, ten goede, tot opbouwing,
3 want ook Christus heeft Zichzelf niet behaagd, maar, gelijk geschreven staat: De smaadwoorden van hen, die U smaden, kwamen op Mij neder.
Ja, gelovigen horen elkaar op te bouwen in alle dingen.
Gelovigen horen te handelen zoals Christus. Wat deed Christus? Christus behaagde niet zichzelf maar stond in volmaakte dienst aan ons. (2 Kor. 8: 9)
Christus handelde vanuit “agape” liefde.
Hij was bezig met ons welzijn.
En zo behoren gelovigen andere gelovigen te behagen, tot opbouw van elkaar, tot opbouw van de gemeente.
Wat mogen we concluderen? Kennis is heel belangrijk en heel essentieel. (Hosea 4: 6)
Maar in het geloof is kennis alleen niet voldoende .
Kennis hoort altijd samen te gaan met liefde. Broederlijke liefde.
Liefde die rekening houdt met elkaars overtuigingen en gedachten.
Notitie: Laat het ook niet aan ons voorbijgaan dat we in deze context spreken over het wel of niet eten van vlees dat eerst aan de afgoden geofferd was.
In Romeinen 14 en 15 gaat Paulus op dezelfde materie in en daar spreekt hij over het wel of niet eten van vlees (vegetarisch), het wel of niet observeren van bepaalde dagen, het drinken van wijn of iets anders waar een broeder of zuster aanstoot aan neemt.
Het gaat in deze teksten dus over zaken die we “gewetenskwesties” zullen noemen.
Het gaat hier bijvoorbeeld niet over of iemand de kinderdoop of de gelovigen-doop prefereert, of dat iemand wel of niet in een 1000 jarig rijk geloofd dat nog moet komen, of dat iemand wel of niet in een uitverkiezing geloofd, of dat iemand wel of niet in het leerstuk van de afval van heiligen geloofd.
We horen hier een sterk onderscheid te maken tussen waarin de Bijbel een duidelijke leerstelling heeft neergezet en waar het gewetenskwesties betreft zoals, het wel of niet eten van vlees dat aan de afgoden is geofferd, het wel of niet eten van vlees (vegetarisch), het observeren van dagen, het drinken van wijn of andere zaken waaraan een broeder of zuster aanstoot neemt.
Indien iemand zich inbeeldt enige kennis verworven te hebben, dan heeft hij nog niet leren kennen, zoals het behoort;
En ja, zo kan iemand ingebeeld hebben dat hij kennis heeft. Maar dat is niet voldoende.
Zoals de tekst hier schrijft: “dan heeft hij nog niet leren kennen, zoals het behoort”.
Ware kennis is dat we rekening houden met elkaar als broeders en zusters.
Wat is ware wijsheid?
Jacobus 3:
13 Wie is wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn goede wandel zijn werken met wijze zachtmoedigheid.
14 Indien gij echter bittere naijver en zelfzucht in uw hart hebt, beroemt u dan niet en liegt niet tegen de waarheid.
15 Dat is niet de wijsheid, die van boven komt, maar zij is aards, ongeestelijk, duivels;
16 want waar naijver en zelfzucht heerst, daar is wanorde en allerlei kwade praktijk.
17 Maar de wijsheid van boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd.
18 Maar gerechtigheid is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor hen, die vrede stichten.
Wat is ware wijsheid? Kennis alleen? Nee.
Ware wijsheid wordt gekenmerkt door zachtmoedigheid, reinheid, vredezoekend, vriendelijk, gezeggelijkheid, vol van ontferming, goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd
En ja, dat is nodig tussen broeders en zusters. Dit is nodig in onze gemeenten.
Dit moeten we zoeken. Het welzijn van onze broeders en zusters.
Maar heeft iemand God lief, dan is deze door Hem gekend.
En ja, zo mogen we schrijven: “Maar heeft iemand God lief, dan is deze door Hem gekend”.
(Als we goed naar deze tekst kijken zien we dat Paulus het woord “kennis” het woord “kennen” en het woord “gekend” gebruikt.
Sommigen hebben “kennis” anderen hebben “nog niet leren kennen” en weer anderen zijn “gekend door God”. Deze woorden laten zien dat “gekend zijn door God” de sleutel is in deze tekst)
We zouden eigenlijk verwachten dat Paulus zoiets schreef als: “maar heeft iemand God lief, dan zal hij weten om in liefde te handelen naar zijn broeder”.
Maar dat schrijft Paulus niet. Hoe moeten we deze woorden begrijpen?
Om gekend te worden door God, dat is de grootste zegening op aarde.
Om dat te illustreren, in het huis van een koning kent iedereen de koning, maar de koning kent waarschijnlijk niet elke knecht. Om te zeggen dat de koning de knecht kent, is dan ook groter dan om te zeggen dat de knecht de koning kent.
En zo mogen we zien dat Paulus hier een diepe waarheid kenbaar maakt.
Iemand die God liefheeft, die wordt door God gekend. En deze persoon kent de broederlijke liefde.
Dus ja, kennis is niet de sleutel, maar “gekend zijn door God” daar zit de sleutel.
Zo zegt Jezus in Johannes 10: 27: “Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij”.
1 Johannes 5
2 Hieraan onderkennen wij, dat wij de kinderen Gods liefhebben, wanneer wij God liefhebben en zijn geboden doen.
3 Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar,
4 want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft; ons geloof.
Wie zijn degene die ware wijsheid hebben?
Dat zijn degene die door God gekend zijn.
Daar zit de belangrijke sleutel naar echte goddelijke wijsheid.
En ja, we hebben in die zin wel veel gelovigen die zeggen dat zij God kennen, maar dat is eigenlijk niet waar het om draait. Dat zegt ten diepste helemaal niets. Waar het werkelijk om gaat is, “ben jij door God gekend”?
Ja, als je door God gekend bent, dan zal je handelen naar Zijn wil en in het belang van je broeder en zuster en in het belang van je naaste.
Durf jij in de spiegel te kijken? Ben jij door God gekend? Ben jij door God gekend?
--------------------------------------------------------------------------------------------------
In de eerste drie verzen van dit hoofdstuk heeft Paulus duidelijk gemaakt dat kennis aangaande het wel of niet eten van offervlees niet voldoende is, deze liefde hoort gekoppeld te worden met liefde, de liefde van God.
Verder heeft Paulus geschreven: “Maar heeft iemand God lief, dan is deze door Hem gekend”. Dit was de belangrijke sleutel.
Het gaat er niet om of iemand stelt om God te kennen, maar het gaat er om dat iemand door God gekend wordt.
1 Korinthe 8:
4 Wat nu het eten van offervlees betreft, wij weten, dat er geen afgod in de wereld bestaat en dat er geen God is dan Een.
5 Want al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde - en werkelijk zijn er goden in menigte en heren in menigte -
6 voor ons nochtans is er maar een God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en een Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem.
Wat nu het eten van offervlees betreft, wij weten, dat er geen afgod in de wereld bestaat en dat er geen God is dan Een.
Ja, dan komen we nu aan waar het werkelijk om gaat als het over het eten van offervlees, 1) er is geen afgod in de wereld en 2) er is geen God dan één.
Dus ja, even heel recht door zee, er bestaat maar één God en er bestaan geen afgoden.
Dat is de simpele waarheid. Ja, wat leerden de Israëlieten?
Deut. 4:
4 Hoor, Israel: de Here is onze God; de Here is een!
5 Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht.
Wie heeft deze wereld geschapen? God.
Wie onderhoudt deze wereld? God.
Want al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde - en werkelijk zijn er goden in menigte en heren in menigte –
Ja, als Paulus dit verder gaat uitwerken, zien we wel dat hij deze woorden gebruikt: “er zijn zogenaamde goden” en werkelijk er zijn goden in menigte en heren in menigte.
Dus ja, er zijn afgoden, maar deze zijn gemaakt door de mens.
De mens aanbidt goden, maar bestaan deze goden echt?
En het antwoord is, nee, er bestaan geen andere goden dan God alleen.
Verder stelt Paulus dat we goden zijn in menigte en heren in menigte.
We zien de diepere betekenis van deze woorden, als we dit vergelijken met vers 6.
Daar wordt gesproken over God en de Here Jezus Christus.
Voor ons nochtans is er maar een God
En zo mogen we schrijven, voor de gelovigen is er maar één God, de Vader, uit wie alles dingen zijn en tot wie wij zijn.
Psalm 136:
1 Looft de Here, want Hij is goed, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
2 Looft de God der goden, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
3 Looft de Heer der heren, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
4 Hem, die grote wonderen doet, Hij alleen, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
5 Die met verstand de hemel schiep, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
Ja, wij als gelovigen aanbidden één God, Hij alleen, en buiten Hem is er niemand.
En deze God verdient alle aanbidding, dank en lof.
De Vader.
Ja, als Paulus “God” verder gaat definiëren zien we dat hij nu als eerste “de Vader” noemt.
En dit schittert aan alle kanten! Wat schrijft Paulus in Romeinen?
Romeinen 8:
14 Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.
15 Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader.
16 Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.
Dit is rijkdom!
Gelovigen, ware gelovigen, hebben een Vader. Een Vader die voor ons zorgt.
Een Vader die op zoek was naar het verlorene en dat wil omarmen, beschermen, leiden en vertroosten.
Zonen en dochters van God! Wat een rijkdom!
Gelovigen, lezen we dit? Registreren we dit?
Uit wie alle dingen zijn.
Ja, alle dingen zijn uit de Vader.
Het is de Vader alleen, uit wie alle dingen zijn.
Alles is daadwerkelijk alles. Hij heeft alles geschapen. Hij onderhoudt alle dingen.
Jacobus 1:
17 Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer.
Ja, alles is van de Vader.
En tot wie wij zijn.
Dit zijn belangrijke woorden. Gelovigen leven tot Zijn glorie en eer.
Als we dat gaan koppelen aan de context dan zien we, dat als het over het offervlees gaat en het eten daarvan, is het niet onze eigen kennis die geldt.
Nee, wat geld is dat wij “tot Hem zijn”. En dat betekent dat wij niet alleen uit kennis leven, maar ook vanuit broederlijke liefde.
De Vader verlangt naar vrede in de gemeente.
De Vader verlangt naar broederlijke liefde in de gemeente.
De Vader verlangt dat Zijn naam groot wordt gemaakt in de gemeente.
Hoe doen we dat? Door eigen kennis te laten regeren? NEE.
Door broederlijke liefde en zorg voor elkaar? JA.
Ja, gelovigen zijn verlost om voor Zijn wil te leven. Wij leven niet tot onszelf, nee wij leven tot Zijn glorie en eer.
Onze werken moeten Hem grootmaken. (Matt. 5: 16)
En een Here, Jezus Christus.
Ja, als gelovigen belijden we één Here Jezus.
Er is er maar één die ons gegeven is als machthebber en dat is Jezus.
Efeze 1:
22 En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente,
23 die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt.
Het woord “Here” komt van het Griekse woord “kurios” en dit woord betekent “meester”, “bezitter” of “machthebber”.
Ja, Christus is alle macht gegeven in hemel en op aarde. (Matt. 28: 18- 20)
In relatie tot de context: Als het gaat over het eten van offervlees, moeten gelovigen in de eerste plaats realiseren dat wij niet onze eigen meester zijn, nee, door geloof dienen wij een meester en dat is Jezus.
En Jezus wil dat wij niet leven voor onszelf, volgens onze eigen rechten. Nee, Zijn volgelingen houden rekening met elkaar. Zijn volgelingen willen geen aanstoot zijn voor elkaar.
Door wie alle dingen zijn.
Alle dingen zijn geschapen door Jezus.
Johannes 1:
1 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.
2 Dit was in den beginne bij God.
3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is.
Ja, God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, door God is alles geschapen.
Door God zijn alle dingen.
Nee, er zijn geen andere goden, er zijn geen afgoden.
De afgoden die er zijn, die zijn “zogenoemd”.
En wij door Hem.
Ja, door het offer van Jezus, zijn gelovigen geworden tot wie zij zijn.
Verlost, door het krachtige bloed van Jezus. Verlost door het krachtige bloed van Jezus Christus.
En zo mogen we schrijven? Aan wie behoren alle dingen toe? Aan God.
Aan wie behoren ware gelovigen toe? Aan God en toegewijd aan het welzijn van onze broeders en onze zusters.
Waar gaat het om? Kennis? Nee.
Waar gaat het om? Kennis samen, hand in hand met broederlijke liefde.
Tot lof en eer van Zijn grote naam.
---------------------------------------------------------------------------------------
Zijn er afgoden? Nee.
Wie heeft de wereld geschapen? God.
Hoeveel Goden zijn er? 1
Hoeveel Heren zijn er? 1
1 Korinthe 8:
7 Maar niet bij allen is die kennis. Want sommigen, in hun geweten nog niet los van de afgod, eten (dit vlees) als afgodenoffer en hun geweten, dat zwak is, wordt erdoor besmet.
8 Nu zal wat wij eten, ons niet bij God brengen; eten wij niet, wij zijn er niet minder om; eten wij wel, wij zijn er niet meer om.
Maar niet bij allen is die kennis.
En zo komen we terug bij de feitelijke zaken aangaande het eten van offervlees.
Nadat Paulus zeer duidelijk heeft gemaakt dat er maar één God is, dat er maar één Vader is, dat er maar één Here is en dat er geen afgoden bestaan, laat hij nu zien wat er zich in de gemeente afspeelt.
Nog niet iedereen heeft deze kennis.
Zoals de volgende zin duidelijk laat zien.
Want sommigen, in hun geweten nog niet los van de afgod, eten (dit vlees) als afgodenoffer en hun geweten, dat zwak is, wordt erdoor besmet.
Sommigen van de gelovigen waren in hun geweten nog niet helemaal los van de afgod.
En als zij dit vlees wel aten dan werd hun geweten erdoor besmet.
Het woord “besmet” komt van het Griekse woord “moluno” en dit woord betekent “bezoedelen”, “ bevlekken” en “verontreinigen”.
En zo zien we dat zaken die in en van zichzelf niet goed of fout zijn, wel of niet eten van offervlees, wel of niet eten van vlees, wel of niet drinken van wijn en het wel of niet observeren van bepaalde dagen zondig kunnen worden als iemand daarmee zijn eigen geweten voorbijgaat.
Dit zijn belangrijke zaken.
En ja, ook in onze dagen hebben we te maken met deze zaken. Er zijn Christenen die niet alle soorten van vlees eten, er zijn Christenen die geen wijn drinken en er zijn Christenen die misschien aan een bepaalde dag hechten. Hoe gaan we daarmee om?
Andere voorbeelden, vieren we verjaardagen? Niet iedereen ervaart dat als zuiver.
Moeten we een driedelig pak aan naar de samenkomst? Niet iedereen denkt hier hetzelfde over. En zo zijn er andere voorbeelden aan te dragen die in onze tijd spelen.
Wat is het antwoord?
Wat schrijft Paulus in Romeinen 15:
Romeinen 15:
1 Wij, die sterk zijn, moeten de gevoeligheden der zwakken verdragen en niet onszelf behagen.
2 Ieder onzer trachte zijn naaste te behagen, ten goede, tot opbouwing,
3 want ook Christus heeft Zichzelf niet behaagd, maar, gelijk geschreven staat: De smaadwoorden van hen, die U smaden, kwamen op Mij neder.
Ja, hier zit de kracht van de ware gelovige. De sterke gelovige houdt rekening met de zwakke gelovige en de zwakke gelovige houdt rekening met de sterke gelovige.
Beiden zorgen ervoor dat hij zijn naaste behaagt, ten goede, tot opbouw.
En wie is daarin ons grote voorbeeld? Christus.
Nu zal wat wij eten, ons niet bij God brengen; eten wij niet, wij zijn er niet minder om; eten wij wel, wij zijn er niet meer om.
In deze zin laat Paulus zien wat de stand van zaken is aangaande het eten van offervlees.
Als iemand dit offervlees kan eten, het zal hem niet dichter bij God brengen.
Als iemand geen offervlees eet, dan is hij daarom niet minder.
Als iemand het offervlees wel eet, hij is er niet meer om.
Maar opnieuw, waar draait het om?
Als het over deze zaken gaat dan gaat het er niet om welke mate van kennis iemand heeft over deze zaken, maar of hij liefde, volmaakte liefde, heeft voor zijn broeder of zuster.
Kennis is macht, maar kennis gekoppeld met liefde is van God en hemels.
Broeders en zusters, dit zijn belangrijke woorden. Hoe ga jij hiermee om?
Kan jij iets laten voor je broeder of zuster?
Wat zei Paulus?
1 Korinthe 8:
13 Daarom, indien wat ik eet, mijn broeder aanstoot geeft, wil ik in eeuwigheid geen vlees meer eten, om mijn broeder geen aanstoot te geven.
Ja, dit wordt het uiteindelijke antwoord van Paulus op de vraag van het wel of niet eten van offervlees.
Broeder en zuster, hoe staat het met jou?
Hoe groot is jou liefde voor Hem? Hoe groot is jou liefde voor jou broeder en zuster?
Kan jij ruimte geven aan je broeder en zuster in gewetenskwesties?
Kan jij voorrang geven aan jou broeder of zuster in gewetenskwesties?
----------------------------------------------------------------------------------------------
In de eerste 9 verzen hebben we gezien wat Paulus heeft geschreven in relatie tot het eten van vlees dat aan de afgoden was geofferd en hoe gelovigen daarmee om moeten gaan.
In de eerste plaats, er is maar één God, er is maar één Heer en er zijn geen afgoden, maar niet elke gelovige had deze kennis.
Zo behoorden de gelovigen met elkaar om te gaan in een geest van goddelijk geopenbaarde liefde.
Niet elke gelovige kon vrijuit vanuit zijn geweten vlees eten wat aan de (zogenaamde) afgoden was geofferd. Dit omdat de volmaakte kennis van één God en één Here nog niet volledig in hen aanwezig was. Daarom horen gelovigen rekening met elkaar te houden in gewetenskwesties. Liefde, goddelijke liefde, hoort voorrang te krijgen.
Ja, als dat niet gebeurd zijn er consequenties.
1 Korinthe 8:
9 Maar ziet toe, dat deze bevoegdheid van u niet tot aanstoot voor de zwakken worde.
10 Want indien iemand u, die kennis hebt, (aan tafel) ziet aanliggen in een afgodentempel, zal hij met zijn zwak geweten dan niet gestijfd worden tot het eten van offervlees?
11 Dan gaat er immers iemand, die zwak is, ten gevolge van uw kennis verloren, een broeder, om wiens wil Christus gestorven is.
Maar ziet toe, dat deze bevoegdheid van u niet tot aanstoot voor de zwakken worde.
Ja, als gelovigen horen we rekening met elkaar te houden.
Wat wij als bevoegdheid bezitten, kennis, dat mag niet tot aanstoot worden.
Er zijn twee belangrijke woorden in dit vers, het woord bevoegdheid en het woord aanstoot.
Laten we bij beiden stilstaan.
Het woord “bevoegdheid” komt van het Griekse woord “exousia” en dit woord betekent “recht van keuze”. Dit is bijzonder. Ja, inderdaad, een gelovige heeft een “recht van keuze” als het gaat om gewetenskwesties.
Maar stelt Paulus, laat dit “recht van keuze” geen aanstoot worden voor de zwakke. Het woord “aanstoot” komt van het Griekse woord “proskomma” en dit woord betekent “een struikelblok”.
Wat zien we dan? Als het gaat om gewetenskwesties dan heeft een ieder kennis, in dit vers wordt dit vertaald als “recht van keuze”. Maar dit recht van keuze mag nooit een struikelblok worden voor een broeder of zuster.
Met andere woorden, wij horen rekening te houden met het geweten van onze broeder en zuster. Want ons “recht van keuze” kan een broeder of zuster laten struikelen.
Wat schrijft Paulus aan de gemeente van Filippenzen?
Fillipenzen 2:
5 Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was,
6 die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht,
7 maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is.
Ja, Christus heeft Zijn “recht van keuze” losgelaten en “aan de mensen gelijk geworden”.
Hier zit een belangrijke sleutel! Jezus is aan de mensen gelijk geworden.
Hij heeft zijn recht van keuze, om Gode gelijk te zijn, losgelaten en aan de mensen gelijk geworden.
Laat die gezindheid in ons zijn! En zo horen wij niet onszelf dienstbaar te zijn maar wij horen elkaar dienstbaar te zijn. Dat is de belangrijke les uit dit hoofdstuk.
Want indien iemand u, die kennis hebt, (aan tafel) ziet aanliggen in een afgodentempel, zal hij met zijn zwak geweten dan niet gestijfd worden tot het eten van offervlees?
Ja, een sterke gelovige had een “recht van keuze” om aan een tafel in een afgodentempel aan te leggen. Maar wat zal zijn medegelovige dan doen, die een zwak geweten had aangaande het eten van offervlees, als hij dit ziet?
Hij zal met hem gaan aanleggen! Maar dat zou zondig zijn voor degene met een zwak geweten. Hij zou struikelen.
Het woord “gestijfd” komt van het Griekse woord “oikodomos” en dit woord betekent “een huis bouwen”. (We zagen dit woord eerder in vers 1, vertaald sticht)
In andere woorden betekent dit, dan zal de broeder pogen een huis met zijn broeder te bouwen. Ja, hij zal meegaan hierin en ook gaan eten!
Maar dit zou zijn geweten overtreden! Wat is dan de sleutel? Geef geen gehoor aan je “recht van keuze”, maar zoals Jezus gehoor gaf aan de mensen, zo hoort de sterke gehoor te geven aan de wil van zijn naaste in gewetenskwesties. En dat is, liefde, goddelijke liefde.
Dat is waar het werkelijk om gaat.
Dan gaat er immers iemand, die zwak is, ten gevolge van uw kennis verloren, een broeder, om wiens wil Christus gestorven is.
Ja, als er geen rekening word gehouden met gewetenskwesties, dan gaat er een broeder verloren, omwille Christus is gestorven.
Zo belangrijk is dit.
Waarom gaat deze broeder verloren?
Omdat hij tegen zijn geweten in handelt en dat is zonde.
Broeders en zusters, hoe groot is jou liefde voor jou broeder en zuster?
Kan jij jou recht laten gaan voor het recht van je broeder en zuster.
En dit omdat je de liefde van God kent?
Ja, dit is waar de spil zit in dit hele hoofdstuk, “Maar heeft iemand God lief, dan is deze door Hem gekend”. (Vers 3)
Opnieuw, het gaat er niet om of iemand stelt God te kennen, nee het gaat hierom, heb je God lief? Dan ben je door Hem en door je broeders en zusters gekend!
Dan zal het duidelijk worden in je dagelijkse wandel met je broeders, zusters en je medemens!
Ja, de grote vraag van dit hoofdstuk is, kan jij het recht van keuze van je broeder of zuster voorrang geven aan je eigen recht?
----------------------------------------------------------------------------------------------
In dit hoofdstuk is het vraagstuk van het eten van offervlees, dat aan afgoden geofferd was, behandeld. Paulus heeft duidelijk aangeven dat er maar één God is, de Vader, en dat er maar één Heer is, Jezus Christus. Maar, geeft Paulus aan, in deze gewetenskwesties, waar niet elke broeder en zuster gelijk denken is het van belang dat broederlijke liefde gaat overwinnen.
In de laatste verzen, vers 8- 10, heeft Paulus aangegeven dat Christenen in deze gewetenskwesties tegen elkaar kunnen zondigen als ze geen rekening met elkaar houden.
Zo worden deze woorden belangrijk voor hen die waarlijk geloven. Waarom?
Zij willen niet tegen de broeders zondigen.
1 Korinthe 8:
12 Door zo tegen de broeders te zondigen, en hun geweten, indien het zwak is, te kwetsen, zondigt gij tegen Christus.
13 Daarom, indien wat ik eet, mijn broeder aanstoot geeft, wil ik in eeuwigheid geen vlees meer eten, om mijn broeder geen aanstoot te geven.
Door zo tegen de broeders te zondigen, en hun geweten, indien het zwak is, te kwetsen, zondigt gij tegen Christus.
In deze woorden zien we dat als we tegen een broeder zondigen dat we ook tegen Christus zondigen.
Dit is een hele belangrijke en cruciale waarheid!
Dit zijn belangrijke woorden voor hen die waarlijk geloven.
Willen ware gelovigen tegen Christus zondigen? NEE.
Daarom zullen ware gelovigen voorzichtig zijn met hun broeders om niet tegen hen te zondigen. Nee, ware gelovigen willen dit niet en zullen dit ook nooit doen.
Voor hen die niet waarlijk geloven, zij zullen deze woorden naast zich neerleggen en daar niet eens over nadenken.
Ware gelovigen die zullen zich gaan inzetten om niet tegen een broeder te zondigen. Ware gelovigen houden rekening met elkaars geweten.
Waar sta jij?
Daarom, indien wat ik eet, mijn broeder aanstoot geeft, wil ik in eeuwigheid geen vlees meer eten, om mijn broeder geen aanstoot te geven.
En zo eindigt Paulus de woorden van dit belangrijke hoofdstuk aangaande het wel of niet eten van offervlees dat aan de “zogenoemde afgoden”, vers 5, was geofferd.
Paulus zou zelfs in eeuwigheid geen vlees meer eten als dit een broeder aanstoot gaf.
Broeder en zuster, waar sta jij?
Hoe sta jij in gewetenskwesties?
Moet jij je eigen recht laten gelden, of laat je het recht van je broeder gelden?
Laat jij je eigen recht gelden of laat jij je overwinnen door de liefde Gods?
Dit zijn belangrijke vragen. Wat spreekt de Schrift?
Matteus 7:
12 Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus: want dit is de wet en de profeten.
20 Zo zult gij hen dan aan hun vruchten kennen.
21 Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is
22 Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan?
23 En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.
24 Een ieder nu, die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots.
Geliefde broeders en zusters.
Wat zegt de Schrift? “alles wat gij wilt dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus”.
Wat zegt de schrift? “Zo zult gij hen dan aan hun vruchten herkennen”.
Wat zegt de schrift? “niet een ieder die tot mij zegt Here Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is”.
Broeders en zusters, ook als het gaat over gewetenskwesties horen wij de wil van God te volgen. En dat betekent dat wij rekening houden met onze broeders en zusters.
Hou jij rekening met jou broeders en zusters?
Hou jij rekening met jou broeders en zusters, ook als het gaat over gewetenskwesties?
Ook vandaag de dag zijn er gewetenskwesties, hou jij rekening met je broeder en zuster?
Daar zit de test of je een ware of een onware gelovige bent.
Copyright © 2017 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by R081N
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX.nl