In het derde hoofdstuk heeft Jacobus krachtig en zeer duidelijk gesproken over het gebruik van onze tong. (Vers 1- 12)
Ja, in de eerste plaats was dit gericht aan “de leraars”, daarnaast is het gericht aan alle gelovigen.
Daarnaast heeft Jacobus krachtig en duidelijk gesproken over het grote onderscheid tussen de aardse en de hemelse wijsheid. (Vers 13- 18)
Ja, die hemelse wijsheid die eindigde met de woorden, “Maar gerechtigheid is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor hen, die vrede stichten”.
Het koninkrijk van Jezus is een koninkrijk van vredestichters!
Ben jij een vredestichter? En dit zelfs tot een offerande van jezelf en je eigen wensen?
Ja, geen woorden maar daden!! (Jacobus 2: 14- 26)
Het ware geloof bestaat uit woorden en daden!
Anders is iemands geloof waardeloos!
En nu, in dit vierde hoofdstuk gaat Jacobus spreken over strijd en vechten en waar dit vandaan komt. Nee, gelovigen behoren niet te strijden. Strijden voor de waarheid? Zeker!
Strijden voor elkaar? Zeker!
Maar geen strijd onder elkaar!
Ga je mee?
1 Waaruit komt bij u strijden en vechten voort? Is het niet hieruit uit uw hartstochten, die in uw leden zich ten strijde toerusten?
2 Gij begeert, doch gij hebt niet; gij zijt moorddadig en naijverig en gij kunt er niets mede verkrijgen; gij vecht en gij strijdt. Gij hebt niets, omdat gij niet bidt.
3 (Of,) gij bidt wel, maar gij ontvangt niet, doordat gij verkeerd bidt, om het in uw hartstochten door te brengen.
4 Overspeligen, weet gij niet, dat de vriendschap met de wereld vijandschap tegen God is? Wie dus een vriend der wereld wil zijn, wordt metterdaad een vijand van God.
Waaruit komt bij u strijden en vechten voort? Is het niet hieruit uit uw hartstochten, die in uw leden zich ten strijde toerusten?
Ja, zo stellen we een simpele en eenvoudige vraag. Waar komt strijd en vechten vandaan?
En er is maar één duidelijk antwoord!
Stijd en vechten komt voort uit hartstochten die zich in de leden ten strijd toerusten.
Het woord vertaald “strijd” komt van het Griekse woord “polemos” en dit woord betekent oorlog, gevecht, veldslag, strijd, twist en onenigheid”.
Het woord vertaald “vechten” komt van het Griekse woord “mache” en dit woord betekent
gevecht, slag, van gewapenden, een veldslag, van personen die onenigheid hebben, twist en strijd”.
Ja, het eerste woord spreekt over strijd in de eerste graad, oorlog, en de het tweede woord spreekt over strijd in de tweede graad, gevecht. Beide graden worden veroordeelt!
En zo stelt Jacobus, “de gevechten en de onenigheid”, die komen vanuit hartstocht die zich in uw leden zich ten strijde toerusten!
Ja, en hier zien we de ware bron van gevechten en van onenigheid tussen mensen en tussen gelovigen. Dit komt uit hartstocht, die in de leden zich ten strijde toerusten, van de natuurlijke mens!
Kolossenzen 3:
5 Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht,boze begeerte en de hebzucht, die niet anders is dan afgoderij,
6 om welke dingen de toorn Gods komt.
7 Daarin hebt ook gij eertijds gewandeld, toen gij erin leefdet.
8 Maar thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond.
9 Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd,
10 en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper,
11 waarbij geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en Skyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus.
12 Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.
13 Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo.
14 En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid.
Ja, dit is de oproep voor de gelovige. “Dood de leden” die op de aarde zijn en “doe aan”, godsvrucht.
Dat is onze taak broeders en zusters, vrienden. Datgene afleggen wat van de aarde is, en aandoen dat wat hemels is.
Gij begeert, doch gij hebt niet; gij zijt moorddadig en naijverig en gij kunt er niets mede verkrijgen; gij vecht en gij strijdt.
En zo moet Jacobus concluderen, omdat er strijd en onenigheid is, wordt er wel begeerd maar wordt er niet verkregen en nee, met die houding valt bij God ook niets te verkrijgen!
Broeders en zusters, vrienden, luisteren wij?
Vaak is het zo dat Christenen niet genoeg bij deze woorden stilstaan.
Er wordt al snel gesproken dat God een God van liefde is en dat het allemaal wel goed komt!
Komt het goed? Nee, het komt niet goed!
Christenen moeten stoppen met vechten en onenigheid voordat zijn weer gaan krijgen waar ze naar verlangen en waar ze om vragen.
En ja, dit alles is omdat er moorddadige gedachten zijn en dat er naijver is.
En ja, dan zeggen we, moorddadige gedachten! Wat is dit? Dat kan toch niet! Ik vermoord tocht niemand!
Wat schrijft Johannes?
1 Johannes 3:
14 Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben. Wie niet liefheeft, blijft in de dood.
15 Een ieder, die zijn broeder haat, is een mensenmoorder en gij weet, dat geen mensenmoorder eeuwig leven blijvend in zich heeft.
16 Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat Hij zijn leven voor ons heeft ingezet; ook wij behoren dan voor de broeders ons leven in te zetten.
Ja, als iemand zijn broeder haat, staat dit gelijk aan moord!
Dus ja, als een gelovige zijn broeder of zuster haat, als er gevochten en gestreden wordt, dan staat dit gelijk aan een moord.
En zo waren deze gelovigen moorddadig!
Wat zei Jezus in Matteus?
Matteus 5:
21 Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doodslaan; en: Wie doodslag pleegt, zal vervallen aan het gerecht.
22 Maar Ik zeg u: Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het hellevuur.
Broeders en zusters, vrienden. Horen we dit?
Ja, als iemand zijn broeder haat, of in toorn leeft met zijn broeder, of die tegen zijn broeder zegt leefhoofd of dwaas, die zullen vervallen aan het hellevuur!
Dit staat gelijk aan moord.
En ja, hier denken we dan ook aan de woorden van de grootste wet, te weten, heb elkander lief.
Als deze liefde er is dan wil je niet in toorn leven met een broeder, dan noem je een broeder geen leeghoofd of dwaas! Dan zal er geen strijd zijn en geen onenigheid.
Misschien zijn dit geen woorden die we willen horen.
Maar broeders, als Gods liefde werkelijk in onze harten leeft dan kan er gewoonweg geen toorn, haat, strijd of onenigheid zijn.
Gij hebt niets, omdat gij niet bidt. (Of,) gij bidt wel, maar gij ontvangt niet, doordat gij verkeerd bidt, om het in uw hartstochten door te brengen.
En zo stelt Jacobus, je hebt niets omdat gij niet bidt, of er word wel gebeden maar er wordt niet ontvangen.
Ja, Christenen die zich soms overgeven aan zelfzucht en naijver, haatdragende gedachten tegen broeders en zusters, die zullen vaak ook niet meer bidden. En dan wil iemand, zelfs als hij bidt, het in hartstochten door brengen.
En ja, dan is er niets. En dan wordt iemand een grote dief van eigen portemonnee.
Ja, zelfs als er dan gebeden wordt, met deze houding, dan wordt er niets ontvangen.
Spreuken 28:
9 Wie zijn oor afwendt van het horen der wet, diens gebed zelfs is een gruwel.
Johannes 9:
31 Wij weten, dat God naar zondaars niet hoort, maar is iemand godvruchtig, en doet hij zijn wil, die verhoort Hij.
Psalm 66:
18 Had ik onrecht beoogd in mijn hart, dan zou de Here niet hebben gehoord.
(Zie ook: Psalm 18: 42)
Broeders en zusters, hoe is jou leven?
Is jou leven zo ingedeeld dat God jou gebeden hoort?
Of, is jou leven zo ingedeeld dat God jou niet hoort?
Overspeligen, weet gij niet, dat de vriendschap met de wereld vijandschap tegen God is? Wie dus een vriend der wereld wil zijn, wordt metterdaad een vijand van God.
Het woord vertaald “overspeligen” komt van het Griekse woord “moichos” en dit woord betekent “een echtbreker”, of “iemand die ontrouw aan God is”.
Dus ja, dit woord wordt in de schrift gebruikt voor een man of een vrouw die naast zijn of haar eigen huwelijk seksueel actief is met een ander persoon. Een derde persoon in een relatie van twee, en dat is er duidelijk één teveel!
Hier in deze context gaat het over iemand die Christen is, maar die ook een vriend van de wereld wil zijn. Hier zijn er ook drie! De gelovige, God en de wereld. En dat is één teveel! En zo is hij of zij een echtbreker in zijn of haar relatie met God.
Broeders en zusters, horen wij deze woorden?
Iemand kan geen vriend God en van de wereld zijn!
En zo zien we, als we deze woorden in het licht zien van de woorden van de vorige verzen, iemand die, 1) strijd en vecht, 2) iemand die haatdragend is, en 3) iemand die naijverig en zelfzuchtig is, dat deze persoon een vriend van de wereld is geworden, en daarbij een vijand van God.
Want ja, wie een vriend van de wereld wil zijn, die wordt “metterdaad” een vijand van God.
Matteus 6:
24 Niemand kan twee heren dienen, want hij zal of de ene haten en de andere liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen en Mammon.
Broeders en zusters, vrienden.
Laten we Hem toelaten om in onze harten te werken om alleen Hem werkelijk lief te hebben en daarmee onze broeders en zusters.
Nee, laat er geen strijd of onenigheid zijn. Als dit zo is worden we door God veroordeelt als moordenaars!
--------------------------------------------------------------------------------------------
Onderwerpt u dus aan God, maar biedt weerstand aan de duivel, en hij zal van u vlieden.
In het laatste deel van het vorige hoofdstuk heeft Jacobus krachtig uiteengezet het verschil tussen hemelse en aardse wijsheid. (Vers 13- 18)
In de eerste vier verzen van dit hoofdstuk heeft Jacobus hier verder op door gebouwd en heeft hij krachtig gesproken over vriendschap met de wereld en vriendschap tot God.
Sommigen van de gelovigen waren aan het strijden en vechten. Sommigen van de gelovigen hadden zich hierdoor overgegeven aan aardse wijsheid en waren zo een vriend van de wereld geworden. Ze waren in gevaar!
Waarom? Vriendschap met de wereld is metterdaad vijandschap met God.
En zo baden ze niet en hadden ze niets, en als ze baden ontvingen ze niets, dit omdat ze uit verkeerde motieven baden.
Nee, niemand kon twee heren dienen.
5 Of meent gij, dat het schriftwoord zonder reden zegt: De geest, die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid?
6 Maar Hij geeft dan ook des te grotere genade. Daarom heet het: God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade.
7 Onderwerpt u dus aan God, maar biedt weerstand aan de duivel, en hij zal van u vlieden.
8 Nadert tot God, en Hij zal tot u naderen. Reinigt uw handen, zondaars, en zuivert uw harten, gij, die innerlijk verdeeld zijt.
Of meent gij, dat het schriftwoord zonder reden zegt: De geest, die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid?
Dit is een wat moeilijk vers.
Hier een aantal weergaven van andere vertalingen:
Het boek:
5 Er staat niet voor niets in de Boeken: "God wil de geest die Hij in ons liet wonen, helemaal voor Zich alleen hebben."
De Telos vertaling:
5 Of meent u dat de Schrift tevergeefs spreekt? Begeert de Geest die in ons woont, met afgunst?
De Statenvertaling:
Of meent gij, dat de Schrift tevergeefs zegt: De Geest, Die in ons woont, heeft Die lust tot nijdigheid?
De Naardense vertaling:
Of meent ge dat de Schrift voor niets zegt; de Geest die bij ons woning heeft gemaakt verlangt vol naijver naar ons.
Ja, als we al deze vertalingen met elkaar vergelijken dan zien we wel een vrij duidelijk beeld ontstaan en dat is ook een beeld dat past in de context.
Het beeld dat we zien is 1) dat de geest die in ons woont een geest is die God begeert met jaloersheid.
Een tweede mogelijk beeld is 2) de Heilige Geest die in ons woont verlangt met ijver naar ons.
De geest die in ons woont een geest is die God begeert met jaloersheid.
Wat lezen we in het oude Testament?
Exodus 20:
3 Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.
4 Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is.
5 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten,
6 En die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.
Ja, God wil niet dat Zijn kinderen andere goden voor het aangezicht hebben.
God is een God die aanbidding vraagt en aanbidding voor Hem alleen!
God is de enige die onze aanbidding verdient! Dit omdat Hij alles heeft geschapen!
Ja, ook wij als mens zijn door Hem geschapen. En wij zijn geschapen om Hem lief te hebben en Hem te dienen. En zo verlangt God naar onze geest. God verlangt ernaar dat wij Hem dienen.
Zo, wat verteld deze tekst ons?
God wil niet dat wij vrienden van de wereld worden, Jacobus 3: 13- 4: 10, God verlangt naar ons en wil dat we Hem dienen.
God wil dat we ons aan Hem onderwerpen. (Vers 7)
God wil dat we tot Hem naderen. (Vers 8)
En ja, zo mogen we stellen dat God ons een geest heeft gegeven in ons binnenste.
(Gen. 2: 7; Psalm 104: 29; Prediker 12: 7; Lukas 8: 55)
En God verlangt naar die geest. God verlangt dat deze geest naar Hem uitgaat. Hem volledig erkent en aanbidt.
Nee God wil niet dat een mens zich overgeeft aan afgoden. God wil dat wij Hem overgeven aan Hem en voor Hem leven. In hemelse wijsheid staan!
De Heilige Geest die in ons woont verlangt met ijver naar ons.
Anderzijds mogen we kijken naar de andere vertalingen, en specifiek de Naardense vertaling, die schrijft, “de Geest die bij ons woning heeft gemaakt verlangt vol naijver naar ons”.
Deze vertaling lijkt dan weer te spreken vanuit de context dat de Geest, de Heilige Geest, die in ons woont, naar onze toewijdijng verlangt.
Ja, de Heilige Geest woont in de Christen sinds de wedergeboorte. (Handl. 2: 38; 5: 32; 1 Kor. 6: 19; Efeze 3: 14- 21)
En ja, die Geest die God heeft gegeven die wil onze toewijding. Deze Geest duld geen afgoden.
Nee, het kan niet zo zijn dat de Heilige Geest en afgoden in onze harten wonen.
Er is maar ruimte voor één van deze twee.
Het is of de Geest en als de Geest geen ruimte krijgt zal Hij verdwijnen.
Efeze 4:
30 En bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt tegen de dag der verlossing
1 Tess. 5:
19 Dooft de Geest niet uit.
En zo, God heeft de ware gelovige de Geest gegeven met de wedergeboorte.
Deze Geest wil onvoorwaardelijke toegang tot alle delen van ons leven.
Ja, de Geest begeert ons gehele leven met ijver, naijver.
En zo moet de gelovige oppassen om deze Geest niet uit te doven of zelfs te smaden of verachten. Want dat kan eeuwige veroordeling met zich meebrengen. (Hebr. 10: 28, 29)
De boodschap is duidelijk.
God wil aanbeden worden voor wie Hij is. God wil gediend worden op de manier zoals Hij gediend behoort te worden. En dat is niet met strijd en oorlog, maar met hemelse wijsheid, wijsheid die spreekt van “reinheid, vreedzaamheid, vriendelijkheid, gezeggelijkheid, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdigheid en ongeveinsdheid”. (Jac. 3: 17, 18)
Broeder en zuster, vriend, waar sta jij?
Leef jij door aardse of door hemelse wijsheid?
Het is het verschil tussen leven en dood.
Maar Hij geeft dan ook des te grotere genade. Daarom heet het: God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade.
En ja, degene die Hem waarlijk dienen, die door hemelse wijsheid leven, die krijgen des te groter genade!
En daaraan gekoppeld, God wederstaat de hoogmoedigen en Hij geeft de nederige genade!
Zo simpel is de waarheid van God.
Ware goddelijkheid is voor degene die nederig is.
Ware goddelijkheid wordt getypeerd door nederigheid. Kleinheid, en dat tegenover God en tegenover andere mensen.
Spreuken 3:
33 De vloek des Heren is in het huis des goddelozen, maar de woning der rechtvaardigen zegent Hij.
34 Wanneer Hij met spotters te doen heeft, spot Hij zelf, maar de nederigen geeft Hij genade.
En ja, dit gehele principe dat God de nederigen zal verhogen en de hoogmoedigen zal vernederen is een principe wat we vaak in de Schrift tegenkomen.
(Matteus 18: 1- 6; Matteus 23: 11, 12; Lukas 14: 7- 11; Lukas 18: 9- 14)
Hoe belangrijk is het om nederig te zijn?
Hoe belangrijk is het dat wij voor Hem buigen?
Buigen in gehoorzaamheid aan Zijn wil en dit vanuit liefde voor Hem.
Onderwerpt u dus aan God, maar biedt weerstand aan de duivel, en hij zal van u vlieden.
Ja, en zo wil God dat gelovigen zich aan Hem onderwerpen.
Het woord vertaald onderwerpen komt van het Griekse woord “hupotasso” en dit woord betekent “ondergeschikt maken en gehoorzamen”.
Ja, dit is wat God zoekt!
God zoekt hen die zich aan Hem ondergeschikt maken en Hem gehoorzamen in ALLES.
En ja, in dit gehele pronces van onderwerping van God is het van belang om weerstand te bieden aan de duivel!
Ja, God krijgt onze onderwerping en satan krijgt onze weerstand aangeboden!
Dat is de belangrijke sleutel voor het leven van de ware gelovige.
Wat deed de satan toen Jezus Hem wederstond?
Matteus 4:
11 Toen liet de duivel Hem met rust en zie, engelen kwamen en dienden Hem.
Judas boodt geen weerstand aan de duivel. (Joh. 12: 6; Matteus 26: 47- 27: 10)
Ananias en Safira boden geen weerstand aan de duivel. (Handl. 5: 1- 11)
En zo kwamen zij in een eeuwige veroordeling terecht.
En ja, zo moesten deze gelovigen stoppen met vechten en oorlog voeren, zo de satan weerstaan en zich opnieuw aan God onderwerpen.
En die onderwerping, daarin werd genade ontvangen.
Rijke genade!
Hebreeen 4:
16 Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd.
Ja, als Gods kinderen vragen dan krijgen genade op genade. Als Gods kinderen vragen dan krijgen zij alle hulp die nodig is. Hulp en genade om te staan en om te blijven staan.
Nadert tot God, en Hij zal tot u naderen. Reinigt uw handen, zondaars, en zuivert uw harten, gij, die innerlijk verdeeld zijt.
Zo komt Jacobus met een gebod! Een opdracht! Nadert tot God!
En zo, de gelovigen moesten zich tot Hem naderen. De gelovigen moesten hun harten opnieuw tot God richten! En als de gelovigen tot Hem naderen, dan nadert God tot de gelovigen.
En dit was hier zeer nodig. Er werd gestreden, er werd oorlog gevoerd en dit hoorde niet!
Ze moesten hun handen en harten reinigen. Ja, ze waren innerlijk verdeeld.
Psalm 24:
3 Wie mag de berg des Heren beklimmen, wie mag staan in zijn heilige stede?
4 Die rein is van handen en zuiver van hart, die zijn ziel niet op valsheid richt, noch bedrieglijk zweert.
5 Die zal van de Here een zegen wegdragen en gerechtigheid van de God zijns heils
Ja, ze moesten zich bekeren van hun verkeerde gedrag en zo met God in het reine komen.
In dit vers zien we de eerste van zeven belangrijke principes. (Vers 8- 11)
-Nadert tot God.
-Reinig uw handen.
-Zuiver uw harten.
-Beseft uw ellende.
-Treurt en weent.
-Verneder u voor de Here.
-Spreek geen kwaad an elkander.
Ja, deze gelovigen waren innerlijk verdeeld en zij moesten terugkeren naar volledige dienstbaarheid aan God en aan elkaar.
Geen strijd en oorlog maar “reinheid, vreedzaamheid, vriendelijkheid, gezeggelijkheid, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdigheid en ongeveinsdheid”. (Jac. 3: 17, 18)
-------------------------------------------------------------------------------------------
Beseft uw ellende, treurt en weent; uw gelach moet veranderen in treurigheid, en uw vreugde in neerslachtigheid. Vernedert u voor de Here, en Hij zal u verhogen.
In de eerste acht verzen van dit hoofdstuk heeft Jacobus krachtig en sterk gesproken over het principe waar “strijd en vechten” vandaan komt onder de broeders. Het kwam uit de hartstochten! De hartstochten van hun aardse leden.
En nergens anders vandaan! Puur en louter uit de hartstochten van hun aardse leden.
Zij bezaten niets. Waarom? Ze waren zondig.
Ze baden wel maar kregen niets, waarom? Ze wilden het in hun hartstochten doorbrengen.
En dit alles terwijl God op zoek is naar “reinheid in het binnenste”.
Deze gelovigen moesten weten dat zij, door hun strijden en hun vechten, vrienden van de wereld geworden waren.
Ja, het was tijd voor vernedering. Het was tijd voor bekering. Het was tijd voor verandering. Het was tijd voor onderwerping aan God. Het was tijd om satan te weerstaan.
Het was tijd dat ze zichzelf zouden vernederen. Dan zou God hen verhogen!
Er moest reinheid van lichaam en geest komen!
Ga je mee?
9 Beseft uw ellende, treurt en weent; uw gelach moet veranderen in treurigheid, en uw vreugde in neerslachtigheid.
10 Vernedert u voor de Here, en Hij zal u verhogen.
11 Spreekt geen kwaad van elkander, broeders. Wie van zijn broeder kwaad spreekt of hem oordeelt, spreekt kwaad van de wet en oordeelt haar; en indien gij de wet oordeelt, zijt gij geen dader, doch een rechter der wet.
12 Een is wetgever en rechter, Hij, die de macht heeft om te behouden en te verderven. Maar wie zijt gij, dat gij uw naaste oordeelt?
Beseft uw ellende, treurt en weent; uw gelach moet veranderen in treurigheid, en uw vreugde in neerslachtigheid.
Ja, het was tijd voor deze gelovigen om hun ellende te beseffen.
Ja, de gelovigen waar Jacobus tegen sprak die moesten hun gelach veranderen in treurigheid en hun vreugde in neerslachtigheid.
Wat schreef Jezus aan de gemeente van Laodicea?
Openbaring 3:
14 En schrijf aan de engel der gemeente te Laodicea: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods:
15 Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar koud of heet!
16 Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch heet, noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen.
17 Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte,
18 raad Ik u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt.
Ja, de gemeente van Laodicea dachten dat het allemaal goed ging.
Maar het ging niet goed. In hun eigen ogen ging het goed, maar in de ogen van Jezus waren ze op de weg van verval. En als ze niet oppasten zouden ze vervallen van hun positie in Christus.Volgens Jezus waren ze ellendig, jammerlijk, arm, blind en naakt.
Zo ook de gemeente waar Jacobus tegen sprak. Ook zij waren ellendig, jammerlijk, arm, blind en naakt.
Ja, het was tijd dat deze gelovigen zich bekeerden.
Terug naar Jezus. Terug naar hemelse wijsheid. (Jacobus 3: 13- 18)
Ja, deze broeders moesten gaan leren om hun ellende te beseffen, ze moesten leren om te treuren en te wenen over hun zonde.
Het gelach moest veranderen in treurigheid en hun vreugde in neerslachtigheid.
Al deze woorden laten zien dat deze gelovigen op een weg waren beland van aardse wijsheid en niet van hemelse wijsheid.
Ja, aardse wijsheid spreekt over strijd en vechten. Hemelse wijsheid spreekt over, “reinheid, vreedzaamheid, vriendelijkheid, gezeggelijkheid, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdigheid en ongeveinsdheid”. (Jac. 3: 17, 18)
Vernedert u voor de Here, en Hij zal u verhogen.
Ja, het was tijd voor vernedering. Het was tijd voor vernedering voor de Here, en als dat er was, zouden ze verhoogd worden.
Spreuken 29:
23 Eens mensen hoogmoed vernedert hem, maar een nederige van geest zal eer ontvangen.
1 Petrus 5:
6 Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd.
7 Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.
Het woord vertaald vernedering komt van het Griekse woord “tapeinooo” en dit woord betekent “laag maken, verminderen of een lagere plaats aannemen”.
Ja, de gelovigen hadden zich hoger gemaakt dan wat ze behoorden te zijn.
Ze waren boven de ware leer van Christus gaan staan. Ze hadden zich laten leiden door aardse wijsheid. Ze waren aan het strijden en aan het vechten.
En dit moest veranderen. Ze hadden zich verhoogd tegenover God en tegenover elkaar.
Ja, ze moesten zich vernederen en dan zou God hen verhogen.
Spreekt geen kwaad van elkander, broeders. Wie van zijn broeder kwaad spreekt of hem oordeelt, spreekt kwaad van de wet en oordeelt haar; en indien gij de wet oordeelt, zijt gij geen dader, doch een rechter der wet.
In deze woorden zien we hoe het strijden en vechten uit vers 1 was samengegaan met het kwaad spreken onder elkaar.WOW! Kan je het voorstellen?
Broeders in Christus die kwaad spreken van elkaar! Een totaal omgekeerde wereld.
Christenen horen elkaar lief te hebben!
Johannes 13:
34 Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt.
35 Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander.
En zo, wie kwaad spreekt over een broeder of een broeder oordeelt, die spreekt kwaad van de wet en oordeelt haar.
En als iemand de wet oordeelt dan is iemand geen dader, maar een rechter van de wet.
Hoe werkt dit?
In dit vleselijk oordelen is er meer dan een overtreding tegen een broeder.
Dit is ook nog eens een belastering en veroordeling van de wet!
Waarom? Dit is een onrechtmatig gebruik van de wet!
En zo iemand werpt zich op dan op als rechter!
-------------------------------------------------------------------------
Toevoeging:
Oordelen is niet perse verkeerd. Het gaat om de manier waarop dit gaat.
We lezen in Johannes 7 en 8:
Johannes 7:
24 Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt met een rechtvaardig oordeel.
Johannes 8:
15 Gij oordeelt naar het vlees, Ik oordeel niemand,
16 en indien Ik al oordeel, dan is mijn oordeel waarachtig, want Ik ben niet alleen, maar Ik en die Mij gezonden heeft.
(Vergelijk ook: 1 Korinthe 5: 11- 13; 1 Korinthe 6: 5)
Wat we vanuit deze passages zien is dat er sprake is van “rechtvaardig oordelen” en “naar het vlees oordelen”.
Christenen worden opgeroepen om ten allen tijde “rechtvaardig te oordelen”.
En dat zien we ook in 1 Korinthe 5 en 6. Daar werden de broeders opgeroepen om te oordelen over een broeder die in hoererij leefde. Ja, hier was sprake van een rechtvaardig oordelen.
Wat we hier zien in Jacobus 4, er is sprake van “naar het vlees oordelen, of verkeerd oordelen”. Het oordelen naar aardse motieven.
Kwaad spreken van elkaar wordt in het eerste verbond al sterk veroordeelt.
(Lev. 19: 16, 17; Psalm 50: 20; Psalm 101: 5; Spreuken 20: 19)
Efeze 4:
31 Alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en gevloek worde uit uw midden gebannen, evenals alle kwaadaardigheid.
32 Maar weest jegens elkander vriendelijk, barmhartig, elkander vergevend, zoals God in Christus u vergeving geschonken heeft.
En ja, dit vleselijk oordelen verstoord relaties tussen broeders en dit hoort niet!
--------------------------------------------------------------------------------
Het strijden en vechten tegen elkaar houdt verband met het belasteren van elkaar.
Deze zaken staan nooit los van elkaar. Dus, als er sprake is van strijd en vechten, dan is er sprake van het lasteren van elkaar en het beoordelen van elkaar. En ja, vleselijk oordelen wordt ten allen tijde veroordeeld.
Een is wetgever en rechter, Hij, die de macht heeft om te behouden en te verderven. Maar wie zijt gij, dat gij uw naaste oordeelt?
En zo waren de broeders schuldig door zichzelf wetgevers en rechters te maken.
En dit hoort niet! Waarom? Er is maar één wetgever en is er maar één rechter!
En die wetgever en die rechter, ja die heeft macht en recht om te behouden en te verderven.
Ja, Jezus heeft macht om te behouden en te verderven.
Deze macht is Hem gegeven door de Vader.
Johannes 5:
21 Want gelijk de Vader de doden opwekt en doet leven, zo doet ook de Zoon leven, wie Hij wil.
22 Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven,
23 opdat allen de Zoon eren gelijk zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, die Hem gezonden heeft.
Ja, het is Jezus die alle macht gekregen heeft in de hemel en op de aarde. (Matt. 28: 18- 20)
Jezus is wetgever! Jezus zal oordelen! Hij heeft macht om te behouden en te verderven.
En zo kregen de broeders hier een sterke waarschuwing tegen het optreden als wetgevers en rechters. Dit behoorde niet zo te zijn!
Ja, wie waren zij om hun naaste (vleselijk) te oordelen? Daar hadden zij geen recht toe!
(Romeinen 14: 1- 12)
---------------------------------------------------------------------------------
Want gij zijt een damp, die voor een korte tijd verschijnt en daarna verdwijnt; in plaats van te zeggen: Indien de Here wil, zullen wij leven en dit of dat doen. Maar nu roemt gij in uw grootspraak; al zulk roemen is verkeerd.
In de eerste twaalf verzen van dit hoofdstuk heeft Jacobus de gelovigen aangesproken op hun verkeerde gedrag. Er was strijd en er was sprake van vechten onder de gelovigen. En dit hoorde niet zo te zijn.
Omdat ze streden en vochten met elkaar kregen ze ook niets van God. Hun hart was verdeeld! Ze hadden aardse wijsheid toegelaten in hun leven!
En dat moest veranderen. Zeven belangrijke principes werden genoemd in relatie tot deze verandering. (Vers 8- 10)
-Nadert tot God.
-Reinig uw handen.
-Zuiver uw harten.
-Beseft uw ellende.
-Treurt en weent.
-Verneder u voor de Here.
-Spreek geen kwaad van elkander.
En in vers 11 en 12 werden ze aangesproken op het “vleselijk of aards oordelen” van elkaar.
Hierdoor hadden ze zichzelf wetgever en rechter gemaakt. En dit taak behoort alleen toe aan God!
In het laatste deel van dit vierde hoofdstuk richt Jacobus zich op het principe van grootspraak onder de gelovigen.
Ga je mee?
13 Welaan dan, gij, die zegt: Vandaag of morgen gaan wij op reis naar die en die stad, wij zullen er een jaar doorbrengen, zaken doen en winst maken;
14 gij, die niet (eens) weet, hoe morgen uw leven zijn zal! Want gij zijt een damp, die voor een korte tijd verschijnt en daarna verdwijnt;
15 in plaats van te zeggen: Indien de Here wil, zullen wij leven en dit of dat doen.
16 Maar nu roemt gij in uw grootspraak; al zulk roemen is verkeerd.
17 Als iemand dan weet goed te doen en het niet doet, is het hem tot zonde.
Welaan dan, gij, die zegt: Vandaag of morgen gaan wij op reis naar die en die stad, wij zullen er een jaar doorbrengen, zaken doen en winst maken; gij, die niet (eens) weet, hoe morgen uw leven zijn zal!
Ja, en zo was er veel aardse wijsheid in deze gemeente, er was strijd en vechten maar nu zien we ook dat er grootspraak was.
En in deze grootspraak zien we weer een verband met hoogmoed aan de kant van deze gelovigen. De hoogmoed had hen niet alleen tot wetgevers en rechters gemaakt. Deze hoogmoed had hen ook tot grootspraak gebracht.
Nee, want wie weet er hoe het leven van morgen eruit ziet?
Wie kan de dag van morgen bepalen?
Spreuken 27:
1 Beroem u niet op de dag van morgen, want gij weet niet wat een dag kan baren.
Dus ja, gelovigen in waarheid zullen weten dat de dag van morgen nooit een zekerheid is.
Broeders en zusters, vrienden, hoeveel mensen zijn er niet die in hun slaap overlijden?
Hoeveel mensen zijn er niet die in de ochtend thuis vertrekken en in de avond nooit meer thuiskomen? Door een ongeluk!
Nee, niemand kan zich beroemen op de dag van morgen.
Alle dagen zijn in Gods handen.
Want gij zijt een damp, die voor een korte tijd verschijnt en daarna verdwijnt; in plaats van te zeggen: Indien de Here wil, zullen wij leven en dit of dat doen.
Het menselijke leven wordt hier vergeleken met een damp, een damp die voor een korte tijd verschijnt en daarna verdwijnt.
1 Petrus 1:
24 Want: Alle vlees is als gras en al zijn heerlijkheid als een bloem in het gras; het gras verdort en de bloem valt af,
25 maar het woord des Heren blijft in der eeuwigheid. Dit nu is het woord, dat u als evangelie verkondigd is.
En ja, daar moesten deze gelovigen rekening mee houden, maar in hun hoogmoed en grootspraak waren ze dit kwijt!
In plaats van te zeggen, “Vandaag of morgen gaan wij op reis naar die en die stad, wij zullen er een jaar doorbrengen, zaken doen en winst maken” zouden ze moeten zeggen, “Indien de Here wil, zullen wij leven en dit of dat doen”.
Ja, dit moesten zij leren!
En dit moeten wij leren!
Broeders en zusters, vrienden, staan wij stil bij de kortheid van het leven?
Staan wij stil bij de breekbaarheid van het leven?
Nederigheid leert ons zeggen, “zo de Here wil en wij leven”, zullen wij dit of dat gaan doen. Die woorden getuigen van liefde en respect voor Hem.
Ja, zo mocht ook Paulus getuigen:
1 Korinthe 16:
5 En ik zal tot u komen, wanneer ik Macedonie doorgereisd ben, want ik zal de reis door Macedonie doen,
6 maar dan zal ik mij mogelijk bij u langer ophouden, misschien wel de winter doorbrengen, zodat gij mij kunt voorthelpen, wanneer ik verder reis.
7 Want ik wil u thans niet in het voorbijgaan bezoeken, want ik hoop enige tijd bij u te blijven, als de Here het toestaat.
Maar nu roemt gij in uw grootspraak; al zulk roemen is verkeerd.
Ja, de gelovigen waren nu aan het roemen in grootspraak, alsof ze de dagen in eigen bezit hadden. Nee, ze waren geen wetgevers! Ze waren geen rechters! En nee, ze hadden geen macht over leven en dood!
Al deze grootspraak was verkeerd!
Het woord vertaald verkeerd komt van het Griekse woord “poneros” en dit woord betekent “vol harde arbeid”. In de etische zin betekent dit woord “misdadig en slecht”.
Ja, deze broeders waren vol van aardse wijsheid, vol van strijden en vechten, ze waren vol van eigen wetgeving en eigen rechter spelen en nu ook nog eens vol van grootspraak wat misdadig en slecht was.
En zo was hun roemen verkeerd. Dit was pure hoogmoed!
Gelovigen leren te zeggen zoals Paulus schrijft.
2 Korinthe 10:
17 Maar wie roemt, roeme in de Here.
Als iemand dan weet goed te doen en het niet doet, is het hem tot zonde.
En zo komen we tot de laatste zinsnede van dit hoofdstuk, “als iemand goed weet te doen en het niet doet, het is hem tot zonde”.
Met deze uitspraak, die een algemeen karakter lijkt te hebben, sluit Jacobus dit gedeelte af.
Hij verbindt dit vers wel duidelijk, contextueel aan de woorden die hij hiervoor heeft gesproken. En die woorden zijn begonnen primair in hoofdstuk 3: 13 en secondair in het eerste hoofdstuk het eerste vers.
En ja, dan mogen we stellen dat het goede doen hier sterk verwant is aan goed handelen.
In vers 17 heeft Jacobus grootspraak misdadig en slecht genoemd. En ja, dit staat nu in direct verband met “het goede te doen”.
Ja, het gehele aardse denken was verkeerd.
Het strijden en het vechten was verkeerd.
De grootspraak was verkeerd.
Dit alles moest gedraaid worden naar “ het goede doen”.
Broeder en zuster, vriend, waar sta jij?
Doe jij het goede? Dan ben je op weg naar het eeuwige Vaderhuis.
Ken jij het goede maar doe je het niet? Dan ben je op weg naar je eeuwige verwoesting.
Ja, zoals Jacobus 2: 14 tot 26 ons voorgaat, het geloof zonder de daad is dood, waardeloos!
Broeder en zuster, vriend, waar sta jij?
Ben jij een hoorder van het woord maar geen dader? Dan ben je op weg naar je eeuwige verwoesting.
Ben jij een hoorder en een uitvoerder van het woord? Dan ben je op weg naar je eeuwige Vaderhuis!
Copyright © 2017 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by R081N
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX.nl