Gods verbond Israël, belangrijke passages

Deel 10: Handelingen
Het einde van de natie Israel voorzegd door Petrus en Stefanus.

De verwoesting van Jeruzalem voorzegd door Petrus.


Handelingen 2:
14 Maar Petrus stond met de elven op, en hij verhief zijn stem en sprak hen toe: Gij Joden en allen, die te Jeruzalem woonachtig zijt, dit zij u bekend en neemt mijn woorden ter ore. 
15 Want deze mensen zijn niet dronken, zoals gij veronderstelt, want het is het derde uur van de dag; 
16 maar dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joel: 
17 En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen zullen dromen dromen: 
18 ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren. 
19 En Ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed en vuur en rookwalm. 
20 De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en doorluchtige dag des Heren komt. 
21 En het zal zijn, dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden.

En ja, zo mocht Petrus getuigen aan de Israelieten op de Pinksterdag dat er een grote en doorluchtige dag des Heren zou komen.
Dit was de verwoesting van Jeruzalem, die vanuit het perspectief van de Pinksterdag ongeveer 37 jaar later zou plaatsvinden. En de Romeinen zouden dit uitvoeren.

En ja, zo mogen we ook stellen dat de verwoesting van Jeruzalem een werk van God was.
Het werd uitgevoerd door de Romeinen, maar God was de opdrachtgever.

We zien dit ook in het oude Testament.

Jesaja 13:
1 De Godsspraak over Babel, die Jesaja, de zoon van Amoz, aanschouwd heeft. 
2 Heft op een kale berg een banier op, roept met luider stem hun toe; wenkt met de hand, opdat zij de poorten der edelen binnentrekken. 
Ik zelf heb mijn geheiligden een opdracht gegeven, ook heb Ik mijn helden tot voltrekking van mijn toorn geroepen, mijn van overmoed juichenden. 
4 Hoor, een gedaver op de bergen als van veel volk. Hoor, een rumoer der koninkrijken van verzamelde volken. De Here der heerscharen monstert een krijgsheer. 
5 Zij komen uit een ver land, van het einde des hemels, de Here en de werktuigen zijner gramschap, om de gehele aarde te verderven. 
Jammert, want de dag des Heren is nabij; hij komt als een verwoesting van de Almachtige. 
7 Daarom worden alle handen slap en elk mensenhart versmelt. 
8 Ja, zij zijn verschrikt, krampen en weeen grijpen hen aan, als een barende krimpen zij ineen; de een ziet verbijsterd de ander aan, hun gelaat staat in vlam. 
Zie, de dag des Heren komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn, om de aarde tot een woestenij te maken en haar zondaars van haar te verdelgen. 
10 Want de sterren en de sterrenbeelden des hemels doen hun licht niet stralen, de zon is bij haar opgang verduisterd en de maan laat haar licht niet schijnen.

Laten we even wat aandacht teven aan een aantal zeer belangrijke principes van deze tekst.
We zien in deze profetie een Godsspraak over Babel.
Ja, Babel zou verwoest worden.
Maar wat zijn de belangrijke aspecten hiervan?

God gaf de opdracht:
Ik zelf heb mijn geheiligden een opdracht gegeven, ook heb Ik mijn helden tot voltrekking van mijn toorn geroepen, mijn van overmoed juichenden. 

Ja, als het ging over de verwoesting van Babel was het God die de opdracht gaf.
Dus, het was Gods oordeel, uitgevoerd door Zijn werktuigen.

Dit oordeel wordt beschreven als “de dag des Heren”. 
Jammert, want de dag des Heren is nabij; hij komt als een verwoesting van de Almachtige. 
Zie, de dag des Heren komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn, om de aarde tot een woestenij te maken en haar zondaars van haar te verdelgen. 

Ja, hier zien we dat “de dag des Heren” een duidelijke referentie is naar het oordeel van God over Babel.

Met andere woorden, in de Bijbel is “de dag des Heren” zeker niet altijd een referentie naar “de laatste oordeelsdag”. 

En dat is belangrijk! Waarom?
Velen die het nieuwe Testament lezen, die zien in de woorden “de dag des Heren” vaak een referentie naar de laatste oordeelsdag en dat is niet zo.
Deze tekst laat dit duidelijk zien.

En wat we ook zien is dat “de dag des Heren” wordt gelijkgesteld aan de opdracht die God gaf aan zijn werktuigen.

In de verwoesting van Jeruzalem waren dat de Romeinen. En zo kwam er “de dag des Heren” over de Israelieten van de eerste eeuw, “over dat geslacht” en dit alles werd uitgevoerd door de Romeinen.

Specifieke woorden aangaande “de dag des Heren”.
10 Want de sterren en de sterrenbeelden des hemels doen hun licht niet stralen, de zon is bij haar opgang verduisterd en de maan laat haar licht niet schijnen.

Oordeelsdagen van God werden in het Oude Testament altijd aangekondigd onder deze woorden.

We kijken dan naar:

In dit vers zien we dat er gesproken word over de zon die verduisterd zou worden, de maan die haar glans niet zou geven, de sterren die van de hemel zouden vallen en de machten der hemelen die zouden wankelen.

Als we kijken naar de woorden die Christus hier gebruikt zien we een apocalyptisch taalgebruik.

We zien dat dit een taal is die we tegenkomen in het oude Testament.
            -Jesaja 13
            -Joel 2: 10; 3: 14, 15
            -Jesaja 34: 1- 6
            -Ezechiel 32: 7
            -Amos 8: 9

Zo is Christus gekomen door de Romeinen in het oordeel over Jerusalem.
De Romeinen kwamen rond 70 AD en hebben de gehele stad Jerusalem verwoest en tot een complete puinhoop gemaakt.

Waar had Stefanus van getuigd?


Handelingen 6:
8 En Stefanus, vol van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen onder het volk. 
9 Doch er stonden sommigen op van hen, die waren van de zogenaamde synagoge der Libertijnen, der Cyreneeers en der Alexandrijnen en van de Joden uit Cilicie en Asia en redetwistten met Stefanus,
10 en zij waren niet bij machte de wijsheid en de Geest, waardoor hij sprak, te weerstaan. 
11 Toen schoven zij mannen naar voren, die zeiden: Wij hebben hem lasterlijke woorden tegen Mozes en God horen spreken. 
12 En zij brachten zowel het volk als de oudsten en de schriftgeleerden in opschudding; en op hem aandringende, sleepten zij hem mede en leidden hem voor de Raad, 
13 en voerden valse getuigen aan, die zeiden: Deze mens spreekt onophoudelijk lasterlijke woorden tegen deze heilige plaats en de wet, 
14 want wij hebben hem horen zeggen, dat deze Jezus, de Nazoreeer, deze plaats zal afbreken en de zeden veranderen, die Mozes ons heeft overgeleverd. 
15 En allen, die in de Raad zitting hadden, zagen, toen zij hem aanstaarden, zijn gelaat als het gelaat van een engel.

Ja, wat was de aanklacht tegen Stefanus?
            -Hij had lasterlijke woorden gesproken tegen deze heilige plaats. (De tempel)

Want ze hadden Stefanus horen zeggen dat “dat deze Jezus, de Nazoreeer, deze plaats zal afbreken” en de zeden veranderen, die Mozes ons heeft overgeleverd. 

Ja, en ook al werd dit valselijk tegen hem gebruikt het was wel waar.

Net zo als met de woorden van Jezus.

Matteus 26:
59 De overpriesters en de gehele Raad trachtten een vals getuigenis tegen Jezus te vinden om Hem ter dood te brengen, maar zij vonden er geen, 
60 hoewel er vele valse getuigen optraden. 
61 Maar ten laatste traden er twee op, die verklaarden: Deze heeft gezegd: Ik kan de tempel Gods afbreken en binnen drie dagen opbouwen. 
62 En de hogepriester stond op en zeide tot Hem: Geeft Gij geen antwoord; wat getuigen dezen tegen U?
63 Maar Jezus bleef zwijgen. En de hogepriester zeide tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God.

Ja, wat Jezus gezegd had was de volledige waarheid, “Ik kan de tempel Gods afbreken en binnen drie dagen opbouwen”. 

Ja, wat Jezus zei was waarheid maar het werd valselijk tegen hem gebruikt.

Zo ook met Stefanus, wat hij gezegd had was waar.
De heilige plaats zou verwoest worden, de zeden van Mozes zou veranderd worden.
Alleen dit paste niet in de traditie van de Israelieten en zo kwamen de valse getuigen optreden.

Dit alles laat zien dat God, door Jezus de koning onder het tweede verbond, de stad Jeruzalem verwoest heeft.

De dagen van vergelding.


Als we naar het boek van Lukas gaan kijken is er nog een bijzondere verwijzing naar de verwoesting van Jeruzalem. Volgens Lukas zijn dit de dagen van vergelding.

Lukas 21:
20 Zodra gij nu Jeruzalem door legerkampen omsingeld ziet, weet dan, dat zijn verwoesting nabij is. 
21 Laten dan die in Judea zijn, vluchten naar de bergen, en die binnen de stad zijn, de wijk nemen, en die op het land zijn, er niet binnengaan,
22 want dit zijn de dagen van vergelding, waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat. 
23 Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen! Want er zal grote nood zijn over het land en toorn over dit volk, 
24 en zij zullen vallen door de scherpte des zwaards en als gevangenen weggevoerd worden onder alle heidenen, en Jeruzalem zal door heidenen vertrapt worden, totdat de tijden der heidenen zullen vervuld zijn.

Het woord vertaald vergelding komt van het Griekse woord “ekdikesis” en dit woord betekent “bestraffing”. “toe te zien dat het recht geschied”. 

We vergelijken hier de woorden uit Daniel 9:

Daniel 9:
26 En na de tweeenzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is.
27 En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.

En zo is het recht geschied toen Jeruzalem werd verwoest in 70 na Christus.

Zo kwam het volk van Israel tot een einde.

Copyright © 2019 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by BinR
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX