Mar 16: 15 En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping.
Mar 16: 16 Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.
Mar 16: 17 Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuw tongen zullen zij spreken,
Mar 16: 18 slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden.
Mar 16: 19 De Here Jezus dan werd, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand Gods.
Mar 16: 20 Doch zij gingen heen en predikten overal, terwijl de Here medewerkte en het woord bevestigde door de tekenen, die erop volgden.
Als we deze tekst overdenken zien we een aantal belangrijke zaken.
Mar 16:15 En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping.
Mar 16:16 Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.
Als we in de eerste plaats kijken naar vers 15 en 16 dan zien we het zendingsbevel van Christus.
We zien ditzelfde bevel in Mattheus 28 en in Lukas 24, in deze plaatsen is het anders verwoord, maar het is hetzelfde bevel.
Mat 28: 18 En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde.
Mat 28: 19 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.
Mat 28: 20 En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.
Luk 24: 46 En Hij zeide tot hen: Aldus staat er geschreven, dat de Christus moest lijden en ten derden dage opstaan uit de doden,
Luk 24: 47 en dat in zijn naam moest gepredikt worden bekering tot vergeving der zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem.
Luk 24: 48 Gij zijt getuigen van deze dingen.
Als we deze drie teksten, van het zendingsbevel, van Christus overdenken zien we een aantal belangrijke zaken.
In de eerste plaats zien we dat Christus alle macht had gekregen van de Vader door Zijn dood en opstanding.
Christus zit sinds Zijn opstanding op de troon, de troon van David, (Handl. 2: 24- 36)
De vervallen hut van David is weder opgericht toen Christus zichzelf in de dood heeft gegeven en daaruit is opgestaan. (Handl. 15: 13- 18)
Christus heeft alle macht gekregen van de Vader, alle macht in de Hemel, op aarde en onder de aarde (Fill. 2: 9-11) Christus is het hoofd van de gemeente, (Efeze 1: 20- 22)
Christus is nu degene die regeert, naar Hem moeten onze oren uitgaan, naar de leer van het nieuwe Testament moeten onze oren uitgaan. (Hebr. 9: 15- 17; 7: 12)
De woorden van Christus moeten rijkelijk in ons wonen, (Koll. 3: 16) dit omdat in Hem al de Godheid woont. Christus is het beeld van de onzichtbare God.
Hij is degene die de Vader heeft laten zien. (Joh. 14: 6)
In de tweede plaats zien we dat het evangelie gepredikt moest gaan worden.
Het moest gepredikt worden aan de gehele wereld, aan de gehele schepping, aan alle volken.
Dit evangelie was een evangelie van behoudenis voor alle mensen.
Wat moesten mensen doen met dit evangelie?
Ze moesten dit evangelie geloven, ze moesten zichzelf bekeren en zichzelf laten dopen voor de vergeving van zonden. (Handl. 2: 38; 22: 16)
Als deze mensen dan door geloof, bekering en doop toegevoegd zouden worden aan de gemeente (Handl. 2: 41, 47) moesten zij naar de woorden van Christus blijven luisteren om daardoor leven te behouden in Hem. (Joh. 15: 1- 8)
De nieuwe gelovigen moesten zichzelf vasthouden aan de woorden van Christus.
We zien in deze woorden een zendingsbevel voor de hele wereld, dit omdat God wil dat mensen behouden worden.
De kracht van de behoudenis is het woord van God. (Rom. 1: 16; 10: 1- 17)
In dit gedeelte willen we nadenken over vers 17 en 18.
Mar 16:17 Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuw tongen zullen zij spreken,
Mar 16:18 slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden.
Voordat we gaan nadenken over deze zaken waarover gesproken word in deze twee willen we een belangrijke en cruciale observatie maken.
We moeten bedenken wie de hoorders van deze woorden waren, we moeten bedenken in welke tijd deze mensen leefden en dan specifiek hoe dit staat in relatie met de openbaring van God. Wat bedoelen we hiermee?
De woorden van deze verzen werden gesproken in ongeveer het jaar 33.
Dit is in de tijd dat er alleen maar een oud Testament was. Er was nog geen nieuw Testament zoals wij dat hebben.
Al deze boeken zijn pas geschreven in de jaren 50- 70 na Christus
Dus, als we de tekst van Markus 16 goed en volledig willen begrijpen moeten we ons terug zetten in hun tijd. We moeten ons terugzetten in de tijd dat er alleen maar een oud Testament was, er was geen nieuw Testament.
Als we dan kijken naar de woorden van Johannes dan maken we een belangrijke observatie in relatie tot deze zaken.
Joh 16:12 Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen;
Joh 16:13 doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.
Wat zien we in deze woorden?
We zien dat Christus de woorden spreekt: “nog veel heb ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen”.
Christus heeft in het begin van Zijn bediening 12 discipelen uitgekozen, Hij heeft hun veel dingen geleerd aangaande het koninkrijk.
Maar er waren ook dingen die Christus niet kon vertellen. Deze dingen zouden door de Geest Gods bekend gemaakt worden, nadat Hij opgenomen werd ten hemel en de Geest aan deze discipelen werd gegeven.
(We zien dat Judas van deze bediening vervalt, maar Mattias word gekozen in zijn plaats, Handl. 1: 16- 26)
Zo zien we dat op de Pinksterdag de Geest word gegeven aan deze 12 discipelen en zij begonnen met het bekend maken van de dingen aangaande het koninkrijk van God.
(1 Kor. 2: 10, 12, 13; Efeze 2: 20; 2 Petrus 1: 19- 21)
De waarheid, zoals we die compleet vinden in het nieuwe Testament, is begonnen om gepredikt te worden door Johannes, daarna door Christus, en daarna door de Geest geleide mensen, deze hebben de waarheid compleet gemaakt.
Zo kon Judas schrijven: “Geliefden, daar ik mij in alle opzichten beijver u te schrijven over ons gemeenschappelijk heil, zie ik mij genoodzaakt het te doen met de vermaning tot het uiterste te strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is”. (Judas 3)
Toen het laatste boek van het nieuwe Testament geschreven was, was de waarheid van Christus compleet.
Wat God was begonnen met Johannes de Doper, voortgezet door Christus heeft Hij afgemaakt door de Geest in de Apostelen te geven en zo is Zijn waarheid compleet geworden.
Wat zien we dan in deze dingen, we zien een tijd dat de apostelen op aarde wandelden om de waarheid van God bekend te maken.
Wat hadden de apostelen en gelovigen in deze tijd gekregen? Wonderen, tekenen en krachten.
De tekenen worden als volgt beschreven: (Markus 16: 17- 18)
Als we kijken naar de Bijbelse getuigenis lezen we in Markus 16.
Markus 16:19 De Here Jezus dan werd, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand Gods.
Markus 16:20 Doch zij gingen heen en predikten overal, terwijl de Here medewerkte en het woord bevestigde door de tekenen, die erop volgden.
We lezen dan verder in Hebreeën 2.
Heb. 2:1 Daarom moeten wij te meer aandacht schenken aan hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven.
Heb. 2:2 Want indien het woord, door bemiddeling van engelen gesproken, van kracht is gebleken, en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtmatige vergelding heeft ontvangen,
Heb. 2:3 hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Here, en door hen, die het gehoord hebben, op betrouwbare wijze ons is overgeleverd,
Heb. 2:4 terwijl ook God getuigenis daaraan geeft door tekenen en wonderen en velerlei krachten en door de Heilige Geest toe te delen naar zijn wil.
Als we deze twee teksten overdenken zien we dat de tekenen, wonderen en krachten gedaan werden als een bevestiging en als een getuigenis.
Vergelijk:
De betekenis van dit woord “bevestigde”.
Bevestigde: (Markus 16: 20)
950 beba’io-oo
Als we naar dit woord kijken zien we dat dit woord de betekenis heeft om sterk te maken.
Dus toen de Apostelen hun werk deden van het prediken van het evangelie, werd dit woord bevestigd door de tekenen, wonderen en krachten die daarop volgden.
Deze tekenen, krachten en wonderen bevestigden hun prediking, het maakte het sterk.
Zo zien we:
Handelingen 2: 22
Hand. 2:22 Mannen van Israel, hoort deze woorden: Jezus, de Nazoreeer, een man u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft, zoals gij zelf weet.
De tekenen, wonderen en krachten die volgden op de woorden van Christus waren het teken van God dat Christus van Godswege was aangewezen.
Christus kon Zijn woorden bevestigen, stevig maken, door de tekenen, krachten en wonderen die op deze prediking volgde. En zo konden ook de Apostelen dit.
Daarom sprak Nicodemus de woorden: “Rabbi, wij weten, dat Gij van God gekomen zijt als leraar; want niemand kan die tekenen doen, welke Gij doet, tenzij God met Hem is”.
Hierin zien we het doel van deze zaken, het was een goddelijke bevestiging.
Wat we in deze dingen zien, Christus kon bevestigen dat Hij van God kwam, dit door de wonderen, tekenen en krachten die Hij deed.
De discipelen en de vroege Christenen konden door wonderen, tekenen en krachten laten zien dat zij van God kwamen.
In de eerste eeuw waren er meerdere mensen die claimden de Christus te zijn, of in de naam van Christus te spreken, maar de ware apostelen konden aantonen door wonderen, tekenen en krachten dat zij werkelijk van God kwamen. (Matt. 24: 5)
In conclusie, tekenen, wonderen en krachten hadden een functie in de vroege gemeente om de woorden te bevestigen die werden gesproken.
Tekenen, wonderen en krachten hadden een tijdelijke functie.
Nadat deze waarheid volmaakt was, was er geen taak meer voor tekenen, wonderen en krachten.
Deze dingen zijn tot een einde gekomen.
Deze gaven werden ontvangen door de Apostelen doormiddel hun specifieke roeping.
Verder was dit een gave die God zelf gaf aan de Apostelen door de kracht van de Heilige Geest. (Handl. 2: 1- 4)
Paulus heeft deze kracht ontvangen toen hij deze van God ontving doormiddel van zijn roeping als werktuig voor de heidenen. (Handl. 22: 6- 11; Handl. 26: 15- 19; 1 Kor. 15: 8- 9; 2 Kor. 12: 12)
Handl. 8.
18 En toen Simon zag, dat door de handoplegging der apostelen de Geest werd gegeven, bood hij hun geld aan,
19 en zeide: Geef ook mij deze macht, opdat, als ik iemand de handen opleg, hij de Heilige Geest ontvangen.
Uit deze passage leren wij dat de gaven doorgegeven werden door de handoplegging der Apostelen.
Handl. 19
6 En toen Paulus hun de handen oplegde, kwam de Heilige Geest over hen, en zij spraken in tongen en profeteerden.
7 En het waren in het geheel ongeveer twaalf mannen.
En toen PAULUS HUN DE HANDEN OPLEGDE.
Waar we ook maar in de Bijbel lezen over de gaven van de Heilige Geest -de negen voorgenoemde gaven- deze werden altijd doorgegeven middels handoplegging der Apostelen.
Handl. 8: 13- 17
En ook Simon zelf kwam tot geloof, en na gedoopt te zijn, bleef hij voortdurend bij Filippus, verbijsterd door die tekenen en grote krachten, die hij zag geschieden. Toen nu de apostelen te Jeruzalem hoorden, dat Samaria het woord Gods had aanvaard, zonden zij tot hen Petrus en Johannes die, daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de Heilige Geest mochten ontvangen. Want deze was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren alleen gedoopt in de naam van de Here Jezus. Toen legden zij hun de handen op en zij ontvingen de Heilige Geest.
Nu uit dit voorbeeld komt een hele belangrijke vraag.
Waarom kon Filippus geen handoplegging doen bij deze nieuwe gelovigen, waarom moesten Petrus en Johannes komen?
Handl. 8: 5-7
En Filippus kwam af in de stad van Samaria, en predikte hun Christus. En de scharen hielden zich eendrachtelijk aan hetgeen van Filippus gezegd werd. Dewijl zij hoorden en zagen de tekenen, die hij deed. Want van velen, die onreine geesten hadden, gingen dezelve uit, roepende met grote stem; en vele geraakten en kreupelen werden genezen.
Handl. 8: 14-17
Als nu deapostelen, die te Jeruzalem waren, hoorden, dat Samaria het WoordGods aangenomen had, zonden zij tot hen Petrus en Johannes; Dewelken, afgekomen zijnde, baden voor hen, dat zij den Heiligen Geest ontvangen mochten.
(Want Hij was nog op niemand van hen gevallen, maar zij waren alleenlijk gedoopt in den Naam van den Heere Jezus.) Toen legden zij de handen op hen, en zij ontvingen den Heiligen Geest.
We zien hier dat Filippus iemand was die de gaven van de Heilige Geest had, maar hij was geen Apostel dus kon hij geen handoplegging verrichten en moesten de Apostelen komen.
Als we naar deze dingen kijken zien we dat de gelovigen deze gaven ontvingen door de handoplegging der Apostelen.
Dit leid ons om te schrijven dat toen de Apostelen er niet meer waren, deze gaven niet meer doorgegeven konden worden.
Dus, toen de laatste gelovige is gestorven die deze gave, door handoplegging, had gekregen, zijn de gaven uitgestorven.
Maar ze waren ook niet meer nodig.
Het Woord was in volledigheid bekend geworden en dit woord hoeft niet meer bevestigd te worden.
Dus de noodzaak voor tekenen, wonderen en krachten is voorbij.
Wat is het werkelijke karakter van Bijbelse tekenen, Bijbelse wonderen en Bijbelse krachten?
Overweeg de volgende feiten.
Wonderen in de Bijbel waren onomstotelijk supernatuurlijk. Nergens in het nieuwe Testament vinden we dat er over deze krachten werd gedebatteerd of ze wel echt waren of niet.
Toen Jezus wonderen werkte, zelfs Zijn vijanden gaven blijk dat het ware wonderen waren. Het enige wat werd geprobeerd werd om ze toe te schrijven aan een andere bron, (Satan, Mattheus 12: 24)
De leiders van de Joodse gemeenschap lieten er geen twijfel over bestaan dat Petrus en Johannes een waar wonder hadden verricht toen ze de verlamde hadden genezen en ze konden er niets tegen in brengen. (Handl. 3: 1- 10; 4: 13- 22)
In Bijbelse tijden hadden wonderen altijd een goddelijk en waardig motief. Wonderen werden niet gedaan voor persoonlijk gewin of persoonlijke status.
Door de wonderen van Jezus werd bevestigd dat Hij waarlijk van God kwam (Handl. 2: 22) en door de wonderen van de Apostelen werd bevestigd dat ze waarlijk de Apostelen van God waren. (2 Kor. 12: 12)
Degenen die ware wonderen van God hebben gewerkt deden dat niet om daar financieel beter van te worden, dit in contrast tot velen vandaag. Het had niets te maken met persoonlijk gewin, of wat dan ook, het was alleen zodat God het gepredikte Woord kon bevestigen. (Markus 16: 20; Hebr. 2: 4)
Als een algemene regel werden wonderen verricht in Bijbelse tijden in het bijzijn van veel getuigen, zelfs vijanden. Toen Jezus van de vijf broden en twee vissen (Joh. 6) mogelijk meer dan 10.000 mensen liet eten en er later nog veel eten over was, waren al deze mensen verbaasd. Dit laat zien dat Jezus Zijn werk van wonderen in het openbaar deed in overstaan van allerlei soorten van mensen. (Handl. 26: 26)
Ware wonderen waren geen langzame processen die over een aantal dagen of weken plaatsvonden.
Nee het waren allemaal “ogenblikkelijke” zaken. “En terstond werd hij rein van zijn melaatsheid” (Matt 8: 3), “En Hij vatte haar hand en de koorts verliet haar, en zij stond op en diende Hem” (Matt. 8: 15) “Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee, en het werd volkomen stil” (Matt. 8: 25) “En hij greep hem bij de rechterhand en richtte hem op, en terstond werden zijn voeten en enkels stevig, en hij sprong op en stond en liep heen en weer en hij ging met hen de tempel binnen, lopende en springende en God lovende” (Handl. 3: 7- 8)
We lezen nooit in het nieuwe Testament dat er voor iemand werd gebeden en dat er werd verteld dat ze binnen een aantal dagen helemaal beter zouden zijn. Maar dat zien we wel in de huidige “genezingsvormen”.
Ware wonderen in de Bijbel konden waarlijk gezien, geproefd en gevoeld worden.
Jezus veranderde water in wijn. (Joh. 2: 9) De wateren werden gestild. (Matt. 8: 15) Lamme werden genezen en verteld om hun bed op te nemen en naart hun huis te gaan. (9: 6)
Wonderen konden nooit uitgelegd worden anders dan dat de mens die deze wonderen deed van God kwam. (Joh. 3: 2; Handl. 4: 14)
Kunnen de wonderen van Jezus en van de Apostelen op een andere manier uitgelegd worden dan dat het God was die met hun meewerkte? Nee, dat kunnen ze niet.
Al deze dingen laten zien dat de tekenen, wonderen en krachten een krachtige getuigenis hadden, dit in tegenstelling tot zogenoemde tekenen, wonderen en krachten die vandaag de dag gedaan worden.
In onze tekst, vers 17 en 18 worden vier specifieke zaken genoemd die de gelovigen zouden volgen.
We willen alle vier deze tekenen wat verder bespreken om een goed begrip te vormen aangaande deze zaken.
Als we kijken naar het nieuwe Testament vinden we inderdaad bevestiging dat de Apostelen boze geesten konden uitdrijven.
We lezen in Markus 3: 15 en Lukas 10: 17 dat de discipelen al boze geesten uitdreven.
Verder lezen we in Handelingen 16: 18 dat Paulus een boze geest uitdreef.
(zie ook 19: 11)
Zie ook dat het altijd boze geesten waren in ongelovigen die werden uitgedreven.
Als we naar onze tekst kijken, Markus 16: 15- 20, zien we dat hier gesproken word over het spreken in tongen.
In tongen spreken was een onbekende taal spreken.
(Handl. 2: 4- 13; 1 Kor. 14)
We lezen in 1 Kor. 13:
1 Kor. 13: 8 De liefde vergaat nimmermeer; maar profetieen, zij zullen afgedaan hebben; tongen, zij zullen verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben.
1 Kor. 13: 9 Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren.
1 Kor. 13: 10 Doch, als het volmaakte komt, zal het onvolkomene afgedaan hebben.
1 Kor. 13: 11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, overlegde ik als een kind. Nu ik een man ben geworden, heb ik afgelegd wat kinderlijk was.
1 Kor. 13: 12 Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben.
1 Kor. 13: 13 Zo blijven dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde.
Aan de hand van deze tekst maken we een aantal belangrijke observaties.
Profetien was één van de tekenen die gebruikt werden in de vroege gemeente.
Deze profetien waren een gedeelte van het fundament dat gelegd werd, Efeze 2: 20, maar deze zouden afgedaan hebben
De tongen die in de vroege gemeenten een deel waren zouden verstommen.
Dit woord verstommen heeft de betekenis van ophouden.
Een belangrijk onderdeel van de vroege gemeente was een bijzondere mate van kennis.
God gaf deze gaven aan bepaalde mensen om zo de gemeente compleet en volledig te maken.
Wat laat deze tekst zien:
Het woord dat in 1 Kor. 13 word gebruikt "het volmaakte" is een onzijdig woord in de grammatica. Er kwam een tijd in de toekomst dat de gaven afgedaan zouden worden.
Dit was toen de Bijbel helemaal kompleet zou zijn namelijk het Oude Testament en het Nieuwe Testament.
Het onvolmaakte zijn de Oud Testamentische geschriften en het volmaakte is de Bijbel in zijn geheel, het Oude en het Nieuwe Testament samen.
Dit wordt verder gezien in het feit dat Paulus de tijd van het onvolmaakte vergelijkt met een kind en het volmaakte met een man.
Het onvolmaakte, het oude Testament, moest volmaakt worden, de woorden van het nieuwe Testament.
We zien dat in het feit dat tongen, profetieeen en kennis orale gaven waren die het woord compleet maakten.
Er word dan ook een illustratie gegeven aangaande het kinderlijke en het mannelijke.
Het kinderlijke was de tijd van gaven, toen werd de waarheid steeds aangevuld.
Maar als de gaven niet meer zouden bestaan was er het mannelijke, de volledige waarheid. Toen de volledige waarheid er was, het volmaakte, was er geen behoefte meer aan het kinderlijke.
Notitie: Toen de Apostel Paulus dit schreef in 1 Kor. 12- 14, waren deze gaven nog aanwezig, daarom spreekt hij over hen als in de tegenwoordige tijd.
Verder wordt het ook gezien in het feit dat nadat het volmaakte gekomen was geloof, hoop en liefde zouden blijven.
Nadat het volmaakte had afgedaan, is geloof, hoop en liefde gebleven.
Deze tekst laat ons zien dat er een tijdelijke bediening was voor tongen, profetieen en (speciale) kennis.
Toen het volmaakte is gekomen, het volledige nieuwe Testament, zijn de gaven gestopt om te bestaan. Het woord was gegeven, dus het was niet meer nodig om dit bevestigd te hebben.
Over het opnemen van slangen word niet veel geschreven in de tekst van het nieuwe Testament.
In Lukas 10: 19 lezen we:
Luk 10: 19 Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen.
Luk 10: 20 Evenwel, verheugt u niet hierover, dat de geesten zich aan u onderwerpen, maar verheugt u, dat uw namen staan opgetekend in de hemelen.
Verder lezen we in Handelingen 28.
Handl. 28: 3 En toen Paulus een bos dor hout bijeengehaald had en op het vuur legde, kwam er door de hitte een adder uit en beet zich vast aan zijn hand.
Handl. 28: 4 En toen de inlanders het dier aan zijn hand zagen hangen, zeiden zij tot elkaar: Deze man is zeker een moordenaar, die de wraakgodin niet wil laten leven, nu hij aan de zee ontkomen is.
Handl. 28: 5 Maar hij schudde het dier af in het vuur, zonder enig letsel te ondervinden;
Handl. 28: 6 zij echter verwachtten, dat hij zou opzwellen of plotseling dood neervallen. Doch toen zij na lang wachten zagen, dat zich niets ongewoons bij hem voordeed, sloeg hun mening om en zeiden zij, dat hij een god was.
Buiten deze twee teksten word niets meer genoemd.
Het is enigsins moeilijk om een goed beeld te geven aangaande deze zaken.
Wat we wel weten is dat deze zaken een teken genoemd worden
We weten dat tekenen niet meer gebeuren, zoals ze gebeurden in de dagen van de Apostelen en de vroege gemeente.
Als we nadenken over dit principe zien we:
(Handl. 3: 1- 10; 5: 12- 16; 9: 36- 43; 14: 8- 10; 20: 9- 12)
Al deze plaatsen laten zien dat zieken de handen opgelegen kregen en zo werden genezen.
Ook dit word geschaard onder tekenen in Markus 16.
In al deze dingen zien we dat het nieuwe Testament ons laat zien dat tekenen, wonderen en krachten een betekenis hadden in de vroege gemeente.
Deze waren nodig om de prediking te bevestigen, dit omdat het nieuwe Testament, de volledige leer van Christus, nog niet compleet was.
Gedurende deze tijd werden de Apostelen en sommige gelovigen de gaven van de Geest gegeven, 1 Kor. 12: 4- 11, om het lichaam te bedienen.
Om het lichaam tot volheid te brengen.
Nadat deze volheid de status van volmaaktheid had bereikt werd hebben de gaven afgedaan.
Als we bovenstaande woorden overdenken zou het beeld kunnen ontstaan dat God totaal geen tekenen, wonderen en krachten meer zou doen.
Wat we dan willen toevoegen is dat God, als antwoord op het gebed, nog steeds supernatuurlijke werken kan doen. Dus als iemand ziek is kan God die persoon genezen.
Als iemand in gevaar is kan God het gevaar wegnemen.
Laat het dus duidelijk zijn dat God nog steeds supernatuurlijk kan antwoorden als antwoord op het gebed.
En dat is dan het verschil, in de vroege gemeente deed God supernatuurlijke werken door de Apostelen en gelovigen, dat werkt nu niet meer zo. Nu kan God werken door supernatuurlijke antwoorden te geven. Het is niet zo dat God dat altijd doet.
Soms moeten wij leren om onze kruizen te dragen zoals Paulus zijn doorn in het vlees bezat.